Summary


Dutch

Detailed Translations for uitspreiding from Dutch to French

uitspreiding:

uitspreiding [znw.] nomen

  1. uitspreiding (verbreiding; uitlegging)
    l'expansion; la diffusion; l'étendue; la publication; la distribution; la propagation

Translation Matrix for uitspreiding:

NounRelated TranslationsOther Translations
diffusion uitlegging; uitspreiding; verbreiding diffusie; spreiding; uitstrooiing; uitzending; verspreiding
distribution uitlegging; uitspreiding; verbreiding afgifte; aflevering; afstaan; bestelling; bezorging; distributie; distributiekantoor; geleverde; leverantie; levering; overdracht; overhandiging; uitdeling; uitgaaf; uitgifte; uitlevering; uitreiking; uitstrooiing; verdeling; verspreiding; verstrekking
expansion uitlegging; uitspreiding; verbreiding aanvulling; expansie; groei; groeien; groeiproces; schaalvergroting; toename; uitbreiding; uitzetting; vergroting
propagation uitlegging; uitspreiding; verbreiding bubbling; doorgifte; indexdoorgifte
publication uitlegging; uitspreiding; verbreiding aankondiging; afkondiging; artikel; bekendmaking; bericht; boodschap; brokje; eindje; fragmentje; gewag; kennisgeving; klein stukje; mededeling; melding; openbaarmaking; openbare publicatie; opgave; partje; proclamatie; publicatie; publiceren; publikatie; relaas; snippertje; stuk; stukje; tijding; uitgave; uitgeven; uitgifte; uitspraak; verkondiging; vermelding; verwittiging
étendue uitlegging; uitspreiding; verbreiding afmeting; bereik; dimensie; formaat; gebied; grootte; maat; mate; omvang; scope; vloeroppervlak; vloeroppervlakte; vloerruimte; zoekbereik
ModifierRelated TranslationsOther Translations
étendue in details; uitgewerkt