Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitschot:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitschot from Dutch to French

uitschot:

uitschot [het ~] nomen

  1. het uitschot (schorriemorrie; tuig; gespuis; geboefte; gebroed)
    la racaille; la canaille; le bas peuple; l'élevage; la culture; la camelote; la plèbe; la foule; la populace

Translation Matrix for uitschot:

NounRelated TranslationsOther Translations
bas peuple geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot gajes; gepeupel; grauw; plebs; rapaille
camelote geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot artikel; ding; geteisem; goed; item; junk; object; prullaria; rommel; uitvaagsel; voorwerp; zaak
canaille geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot achterbaks persoon; bocht; boef; boefjes; broeden; canaille; deugnieten; eikel; ellendeling; etter; etterbak; fielt; gajes; gebroed; gemenerik; gepeupel; geteisem; gladakkers; grauw; guiten; hoerenjong; hond; hondsvot; klier; klootzak; kreng; kuttenkop; loeder; lul; mispunt; naarling; picaro; plebs; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rapaille; rotzak; schavuit; schavuiten; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slechte drank; smeerlap; smiecht; smiek; stinkerd; stuk ongeluk; uitvaagsel
culture geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; aanplanten; begroeiing; beplanting; beschaving; civilisatie; culture; cultuur; doen voorttelen; fok; fokken; fokkerij; gewas; gewassenverbouwing; grondbewerking; kweek; kweken; plantage; planten; poten; reproductie; teelt; telen; vegetatie; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting
foule geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot bende; berg; boel; broeden; drom; drukte; gebroed; gedrang; gepeupel; grauw; groep mensen; grote menigte; heleboel; hoop; horde; kluit; kudde; massa; menigte; mensenmassa; plebs; rapaille; schaar; schare; toeloop; toevloed; troep; veel mensen; volksmenigte
plèbe geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot broeden; gajes; gebroed; gepeupel; geteisem; grauw; plebs; rapaille; uitvaagsel
populace geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot broeden; canaille; gebroed; gepeupel; grauw; janhagel; klootjesvolk; plebs; rapaille
racaille geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot broeden; canaille; gajes; gebroed; gepeupel; gespuis; geteisem; grauw; plebs; rapaille; uitvaagsel
élevage geboefte; gebroed; gespuis; schorriemorrie; tuig; uitschot aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; doen voorttelen; fok; fokken; fokkerij; kweken; reproductie; teelt; telen; veebedrijf; veefokkerij; veehouderij; veeteelt; verbouw; verbouwen; voortbrenging; voortplanting

Wiktionary Translations for uitschot:

uitschot
noun
  1. (familier, fr) rebut.
  2. action de rebuter.

Cross Translation:
FromToVia
uitschot rebut; camelote Ausschussnur Singular: produzierte Ware, die nicht dem Qualitätsstandard entspricht und daher aus der Produktion entnommen wird