Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitloper:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitloper from Dutch to French

uitloper:

uitloper [de ~ (m)] nomen

  1. de uitloper (rank)
    le sarment; le pousse; la tige; la branche

Translation Matrix for uitloper:

NounRelated TranslationsOther Translations
branche rank; uitloper afdeling; basisbestanddeel; bedrijfstak; bestanddeel; boomtak; branche; component; deel; deelsoort; departement; detachement; economische sector; element; ent; fractie; ingrediënt; loot; onderdeel; sectie; specialisatie; specialisme; stuk; tak; takje; twijg; vakgebied; vakgroep; vertakking; zijtak
pousse rank; uitloper scheutje
sarment rank; uitloper rank; ranken
tige rank; uitloper boomtak; ent; halm; handvat in de vorm van stok; rank; ranken; schacht; steel; stengel; tak; tuchtroede
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
branche branche; branche-element; vertakking; voorwaardelijke branche

Wiktionary Translations for uitloper:


Cross Translation:
FromToVia
uitloper dérivé offshoot — that which shoots off from a main stem
uitloper lambeau; érosion outlier — part of formation separate from the rest