Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitdruipen:


Dutch

Detailed Translations for uitdruipen from Dutch to French

uitdruipen:

uitdruipen [znw.] nomen

  1. uitdruipen (afdruppelen; afdruipen; uitdruppelen)
    l'égouttage

uitdruipen verb (druip uit, druipt uit, droop uit, dropen uit, uitgedropen)

  1. uitdruipen (uitlekken; afdruipen; afdruppelen; uitdruppelen)

Conjugations for uitdruipen:

o.t.t.
  1. druip uit
  2. druipt uit
  3. druipt uit
  4. druipen uit
  5. druipen uit
  6. druipen uit
o.v.t.
  1. droop uit
  2. droop uit
  3. droop uit
  4. dropen uit
  5. dropen uit
  6. dropen uit
v.t.t.
  1. ben uitgedropen
  2. bent uitgedropen
  3. is uitgedropen
  4. zijn uitgedropen
  5. zijn uitgedropen
  6. zijn uitgedropen
v.v.t.
  1. was uitgedropen
  2. was uitgedropen
  3. was uitgedropen
  4. waren uitgedropen
  5. waren uitgedropen
  6. waren uitgedropen
o.t.t.t.
  1. zal uitdruipen
  2. zult uitdruipen
  3. zal uitdruipen
  4. zullen uitdruipen
  5. zullen uitdruipen
  6. zullen uitdruipen
o.v.t.t.
  1. zou uitdruipen
  2. zou uitdruipen
  3. zou uitdruipen
  4. zouden uitdruipen
  5. zouden uitdruipen
  6. zouden uitdruipen
diversen
  1. druip uit!
  2. druipt uit!
  3. uitgedropen
  4. uitdruipend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitdruipen:

NounRelated TranslationsOther Translations
égouttage afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
s'égouter afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken