Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitdeuken:


Dutch

Detailed Translations for uitdeuken from Dutch to French

uitdeuken:

uitdeuken verb (deuk uit, deukt uit, deukte uit, deukten uit, uitgedeukt)

  1. uitdeuken (uitkloppen)
    débosseler; décabosser
    • débosseler verb (débosselle, débosselles, débosselons, débosselez, )
    • décabosser verb (décabosse, décabosses, décabossons, décabossez, )

Conjugations for uitdeuken:

o.t.t.
  1. deuk uit
  2. deukt uit
  3. deukt uit
  4. deuken uit
  5. deuken uit
  6. deuken uit
o.v.t.
  1. deukte uit
  2. deukte uit
  3. deukte uit
  4. deukten uit
  5. deukten uit
  6. deukten uit
v.t.t.
  1. heb uitgedeukt
  2. hebt uitgedeukt
  3. heeft uitgedeukt
  4. hebben uitgedeukt
  5. hebben uitgedeukt
  6. hebben uitgedeukt
v.v.t.
  1. had uitgedeukt
  2. had uitgedeukt
  3. had uitgedeukt
  4. hadden uitgedeukt
  5. hadden uitgedeukt
  6. hadden uitgedeukt
o.t.t.t.
  1. zal uitdeuken
  2. zult uitdeuken
  3. zal uitdeuken
  4. zullen uitdeuken
  5. zullen uitdeuken
  6. zullen uitdeuken
o.v.t.t.
  1. zou uitdeuken
  2. zou uitdeuken
  3. zou uitdeuken
  4. zouden uitdeuken
  5. zouden uitdeuken
  6. zouden uitdeuken
en verder
  1. ben uitgedeukt
  2. bent uitgedeukt
  3. is uitgedeukt
  4. zijn uitgedeukt
  5. zijn uitgedeukt
  6. zijn uitgedeukt
diversen
  1. deuk uit!
  2. deukt uit!
  3. uitgedeukt
  4. uitdeukend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitdeuken [znw.] nomen

  1. uitdeuken
    le décabossement

Translation Matrix for uitdeuken:

NounRelated TranslationsOther Translations
décabossement uitdeuken rechtkloppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
débosseler uitdeuken; uitkloppen
décabosser uitdeuken; uitkloppen