Dutch

Detailed Translations for trouwdag from Dutch to French

trouwdag:

trouwdag [de ~ (m)] nomen

  1. de trouwdag (huwelijksdag; bruiloftsdag)
    l'anniversaire de mariage; le jour du mariage; le jour des noces; l'union; la noces; la cérémonie du mariage; le jour de la noces; le mariage; la célébration du mariage; l'alliance; la noce; l'épousailles; le conjungo

Translation Matrix for trouwdag:

NounRelated TranslationsOther Translations
alliance bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag akkoord; alliantie; alliëren; associatie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; bruiloft; burgerlijke staat; coalitie; echt; echtverbintenis; eensgezindheid; federatie; genootschap; huwelijk; huwelijksring; liga; machtsblok; pact; saamhorigheid; sociëteit; solidariteit; trouwerij; trouwring; unie; verbond; verbondenheid; verdrag; vereniging; vereniging van bevriende staten
anniversaire de mariage bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag
conjungo bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag
célébration du mariage bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag bruiloft; huwelijksinzegening; trouwerij
cérémonie du mariage bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag bruiloft; huwelijk; huwelijksceremonie; huwelijksinzegening; huwelijksplechtigheid; trouwerij; trouwplechtigheid
jour de la noces bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag
jour des noces bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag bruiloft; bruiloftsfeest; huwelijksfeest; trouwerij
jour du mariage bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag bruiloft; bruiloftsfeest; huwelijksfeest; trouwerij
mariage bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag bruiloft; bruiloftsfeest; burgerlijke staat; echt; echtverbintenis; huwelijk; huwelijksceremonie; huwelijkse staat; huwelijksfeest; huwelijksinzegening; huwelijksleven; huwelijksplechtigheid; huwelijksvoltrekking; trouwerij; trouwplechtigheid
noce bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag bruiloft; bruiloftsfeest; gelag; huwelijksfeest; huwelijksvoltrekking; trouwerij
noces bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag bruiloft; bruiloftsfeest; burgerlijke staat; echt; echtverbintenis; huwelijk; huwelijksceremonie; huwelijkse staat; huwelijksfeest; huwelijksinzegening; huwelijksplechtigheid; trouwerij; trouwplechtigheid
union bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag aaneenvoeging; akkoord; alliantie; amalgamatie; associatie; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; burgerlijke staat; coalitie; echt; echtverbintenis; eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; eenwording; federatie; fusie; genootschap; harmonie; huwelijk; huwelijkse staat; liga; pact; saamhorigheidsgevoel; samendoen; samenklank; samensmelting; samenvoeging; sociëteit; solidariteit; statenbond; unie; verbinden; verbinding; verbond; verdrag; vereniging; versmelting
épousailles bruiloftsdag; huwelijksdag; trouwdag bruiloft; huwelijksvoltrekking; trouwerij

Related Words for "trouwdag":

  • trouwdagen