Summary


Dutch

Detailed Translations for troel from Dutch to French

troel:

troel [de ~ (v)] nomen

  1. de troel (troela; trut)
    la nana; la poulette; la tarte; la charogne; la renarde; la vipère; la vieille; la chienne; la vache

Translation Matrix for troel:

NounRelated TranslationsOther Translations
charogne troel; troela; trut bocht; ellendeling; feeks; haaibaai; heks; helleveeg; klier; kreng; loeder; mispunt; rotzooi; schoft; schurk; smeerlap; smerig spul; stuk ongeluk; teef; troep; vals wicht; vervelend kreng; viswijf
chienne troel; troela; trut feeks; haaibaai; heks; helleveeg; hond; hondje; loeder; teef; vervelend kreng; viswijf; wijfjeshond
nana troel; troela; trut griet; grietje; mokkel; vervelend kreng; vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon; wijf
poulette troel; troela; trut huppelkutje; lievelingetje; troela
renarde troel; troela; trut
tarte troel; troela; trut feeks; gebak; haaibaai; heks; helleveeg; loeder; taart; teef; viswijf
vache troel; troela; trut feeks; haaibaai; heks; helleveeg; hoerenjong; klootzak; koe; koebeest; kreng; kuttenkop; loeder; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rund; schoft; smeerlap; teef; vals wicht; vervelend kreng; viswijf
vieille troel; troela; trut bejaarde; oud mens; ouwe; ouwe tante; taart
vipère troel; troela; trut feeks; haaibaai; heks; helleveeg; loeder; serpent; slang; teef; viswijf
OtherRelated TranslationsOther Translations
vipère adder

Related Words for "troel":

  • troelen