Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. transport:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for transport from Dutch to French

transport:

transport [het ~] nomen

  1. het transport (wegtransport; vrachtvervoer; wegvervoer)
    le transport routier; la cargaison; le chargement; le transport; la charge
  2. het transport (vervoer; overbrenging; verplaatsing; afvoer; verscheping)
    le transport; le déplacement; la transposition; le chargement
  3. het transport
    le transport

Translation Matrix for transport:

NounRelated TranslationsOther Translations
cargaison transport; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer belading; bevrachting; cargo; druk; financiële last; lading; last; scheepsbuik; vracht; vrachtgoed
charge transport; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer aanval; attaque; belasting; belastingdienst; belastingen; bestorming; bevrachting; draaglast; druk; electrische lading; financiële last; fiscus; gevoelslast; heffingen; lading; last; offensief; run; stormaanval; stormloop; vracht; vrachtgoed
chargement afvoer; overbrenging; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer bevrachting; electrische lading; inlading; inscheping; laden; lading; scheepslading; vracht; wagonlading
déplacement afvoer; overbrenging; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer conversie; mate van beweeglijkheid van het lichaam; motoriek; omzetting; overplaatsing; respijt; uitstel; verlegging; verschuiving; verzetting; voortbeweging
transport afvoer; overbrenging; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer cargo; lading; vracht
transport routier transport; vrachtvervoer; wegtransport; wegvervoer wegvervoer
transposition afvoer; overbrenging; transport; verplaatsing; verscheping; vervoer verzetting

Related Words for "transport":

  • transporten

Synonyms for "transport":


Related Definitions for "transport":

  1. het wegbrengen1
    • het transport van levensmiddelen gebeurt met vrachtwagens1

Wiktionary Translations for transport:

transport
noun
  1. het vervoer van voorwerpen/mensen/brandstoffen of data van een ene naar een andere plaats
transport
noun
  1. action de porter d’un lieu à un autre.

Cross Translation:
FromToVia
transport transport TransportBeförderung, transportieren von Gut, Personen, Tieren
transport transport transport — act of transporting
transport transport transport — vehicle used to transport passengers, mail or freight

External Machine Translations: