Dutch

Detailed Translations for tol from Dutch to French

tol:

tol [de ~ (m)] nomen

  1. de tol (wegenbelasting)
    le péage; l'impôt sur la circulation; l'impôt; la taxe automobile; la taxe; la vignette; le prélèvement
  2. de tol
    le péage

Translation Matrix for tol:

NounRelated TranslationsOther Translations
impôt tol; wegenbelasting belasting; belastingdienst; belastingen; fiscus; heffingen; overheidsbelasting; rijksbelasting; staatsbelasting
impôt sur la circulation tol; wegenbelasting
prélèvement tol; wegenbelasting belasting; heffing; kosten; leges; orderverzamellijst; voorheffing
péage tol; wegenbelasting tolboom; tolgeld; tolheffing; tolhek; tolhuis; tolkantoor
taxe tol; wegenbelasting belasting; belastingdienst; btw; fiscus; overheidsbelasting
taxe automobile tol; wegenbelasting
vignette tol; wegenbelasting vignet; wegenbelastingkaart

Related Words for "tol":


Wiktionary Translations for tol:

tol
noun
  1. om zijn as draaiend voorwerp
  2. plaats waar men slechts tegen betaling mag passeren
  3. geld dat men bij een tol geheven wordt
tol
noun
  1. Jouet qu’on fait tourner sur la pointe en lui imprimant un mouvement de rotation

Cross Translation:
FromToVia
tol droit de douane custom — duties or tolls imposed by law on commodities, imported or exported
tol toupie spinning top — a toy
tol péage toll — fee for using roads and bridges
tol toupie top — child’s spinning toy

tollen:

tollen verb (tol, tolt, tolde, tolden, getold)

  1. tollen (rondtollen; draaien)
    pirouetter; tourner
    • pirouetter verb (pirouette, pirouettes, pirouettons, pirouettez, )
    • tourner verb (tourne, tournes, tournons, tournez, )

Conjugations for tollen:

o.t.t.
  1. tol
  2. tolt
  3. tolt
  4. tollen
  5. tollen
  6. tollen
o.v.t.
  1. tolde
  2. tolde
  3. tolde
  4. tolden
  5. tolden
  6. tolden
v.t.t.
  1. heb getold
  2. hebt getold
  3. heeft getold
  4. hebben getold
  5. hebben getold
  6. hebben getold
v.v.t.
  1. had getold
  2. had getold
  3. had getold
  4. hadden getold
  5. hadden getold
  6. hadden getold
o.t.t.t.
  1. zal tollen
  2. zult tollen
  3. zal tollen
  4. zullen tollen
  5. zullen tollen
  6. zullen tollen
o.v.t.t.
  1. zou tollen
  2. zou tollen
  3. zou tollen
  4. zouden tollen
  5. zouden tollen
  6. zouden tollen
en verder
  1. ben getold
  2. bent getold
  3. is getold
  4. zijn getold
  5. zijn getold
  6. zijn getold
diversen
  1. tol!
  2. tolt!
  3. getold
  4. tollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tollen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pirouetter draaien; rondtollen; tollen
tourner draaien; rondtollen; tollen aaneenrijgen; draaien; duizelen; heen en weer zwaaien; iets omdraaien; in de war maken; inkleden; kantelen; keren; omdraaien; omkeren; omroeren; omwenden; omzwaaien; ontsluiten; opendraaien; openen; rijgen; roeren; rollen; ronddraaien; rondwentelen; roteren; slingeren; teruggaan; wegdraaien; wenden; wentelen; zwaaien; zwenken

Related Words for "tollen":


External Machine Translations:

Related Translations for tol