Dutch

Detailed Translations for stimuleren from Dutch to French

stimuleren:

stimuleren verb (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)

  1. stimuleren (aandrijven; opwekken; aansporen; prikkelen; opkrikken)
    inciter; stimuler; aguillonner; mettre en marche; pousser; actionner
    • inciter verb (incite, incites, incitons, incitez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • pousser verb (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • actionner verb (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, )
  2. stimuleren (iemand motiveren; aanmoedigen; prikkelen)
    encourager; stimuler; motiver; aggraver; inciter; éperonner; animer; activer; attiser; ranimer
    • encourager verb (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • motiver verb (motive, motives, motivons, motivez, )
    • aggraver verb (aggrave, aggraves, aggravons, aggravez, )
    • inciter verb (incite, incites, incitons, incitez, )
    • éperonner verb (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
    • animer verb (anime, animes, animons, animez, )
    • activer verb (active, actives, activons, activez, )
    • attiser verb (attise, attises, attisons, attisez, )
    • ranimer verb (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
  3. stimuleren (aanzetten; aansporen; animeren)
    animer; encourager; provoquer; stimuler; activer; inciter; inciter à; exciter; aiguiser; attiser; aiguillonner; éperonner; être l'instigateur de
    • animer verb (anime, animes, animons, animez, )
    • encourager verb (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • provoquer verb (provoque, provoques, provoquons, provoquez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • activer verb (active, actives, activons, activez, )
    • inciter verb (incite, incites, incitons, incitez, )
    • inciter à verb
    • exciter verb (excite, excites, excitons, excitez, )
    • aiguiser verb (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, )
    • attiser verb (attise, attises, attisons, attisez, )
    • aiguillonner verb (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, )
    • éperonner verb (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
  4. stimuleren (aanmoedigen; activeren; opwekken; oppeppen; bezielen)
    enflammer; stimuler; vivifier; activer; raviver; animer
    • enflammer verb (enflamme, enflammes, enflammons, enflammez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • vivifier verb (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, )
    • activer verb (active, actives, activons, activez, )
    • raviver verb (ravive, ravives, ravivons, ravivez, )
    • animer verb (anime, animes, animons, animez, )
  5. stimuleren (prikkelen; opwinden; opwekken)
    exciter; allumer; aiguiser; inciter; aiguillonner; picoter; ameuter; piquer; stimuler
    • exciter verb (excite, excites, excitons, excitez, )
    • allumer verb (allume, allumes, allumons, allumez, )
    • aiguiser verb (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, )
    • inciter verb (incite, incites, incitons, incitez, )
    • aiguillonner verb (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, )
    • picoter verb (picote, picotes, picotons, picotez, )
    • ameuter verb (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, )
    • piquer verb (pique, piques, piquons, piquez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
  6. stimuleren (aanmoedigen; aanvuren; toemoedigen; bemoedigen)
    encourager; inciter; applaudir; animer; exciter; activer; attiser; ranimer; acclamer; stimuler; aviver; aiguillonner; ovationner; tisonner; exciter à
    • encourager verb (encourage, encourages, encourageons, encouragez, )
    • inciter verb (incite, incites, incitons, incitez, )
    • applaudir verb (applaudis, applaudit, applaudissons, applaudissez, )
    • animer verb (anime, animes, animons, animez, )
    • exciter verb (excite, excites, excitons, excitez, )
    • activer verb (active, actives, activons, activez, )
    • attiser verb (attise, attises, attisons, attisez, )
    • ranimer verb (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, )
    • acclamer verb (acclame, acclames, acclamons, acclamez, )
    • stimuler verb (stimule, stimules, stimulons, stimulez, )
    • aviver verb (avive, avives, avivons, avivez, )
    • aiguillonner verb (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, )
    • ovationner verb (ovationne, ovationnes, ovationnons, ovationnez, )
    • tisonner verb (tisonne, tisonnes, tisonnons, tisonnez, )
    • exciter à verb

Conjugations for stimuleren:

o.t.t.
  1. stimuleer
  2. stimuleert
  3. stimuleert
  4. stimuleren
  5. stimuleren
  6. stimuleren
o.v.t.
  1. stimuleerde
  2. stimuleerde
  3. stimuleerde
  4. stimuleerden
  5. stimuleerden
  6. stimuleerden
v.t.t.
  1. heb gestimuleerd
  2. hebt gestimuleerd
  3. heeft gestimuleerd
  4. hebben gestimuleerd
  5. hebben gestimuleerd
  6. hebben gestimuleerd
v.v.t.
  1. had gestimuleerd
  2. had gestimuleerd
  3. had gestimuleerd
  4. hadden gestimuleerd
  5. hadden gestimuleerd
  6. hadden gestimuleerd
o.t.t.t.
  1. zal stimuleren
  2. zult stimuleren
  3. zal stimuleren
  4. zullen stimuleren
  5. zullen stimuleren
  6. zullen stimuleren
o.v.t.t.
  1. zou stimuleren
  2. zou stimuleren
  3. zou stimuleren
  4. zouden stimuleren
  5. zouden stimuleren
  6. zouden stimuleren
en verder
  1. ben gestimuleerd
  2. bent gestimuleerd
  3. is gestimuleerd
  4. zijn gestimuleerd
  5. zijn gestimuleerd
  6. zijn gestimuleerd
diversen
  1. stimuleer!
  2. stimuleert!
  3. gestimuleerd
  4. stimulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stimuleren [znw.] nomen

  1. stimuleren (bevorderen; cultiveren)
    la stimulations; l'avancements; le promotions
  2. stimuleren (aanvuren; aanmoedigen; toejuichen)
    l'exciter; l'inciter; la stimuler
  3. stimuleren (aansporen; aanzetten; prikkel; aanmoedigen)
    l'incitation; l'encouragement; le stimulant; l'aiguillon; la stimulation

Translation Matrix for stimuleren:

NounRelated TranslationsOther Translations
aiguillon aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporing; animering; impuls; opwekking; prikkel; stimulans; stimulering
avancements bevorderen; cultiveren; stimuleren
encouragement aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; animering; bemoediging; impuls; opmontering; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulering; vertroosting
exciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
incitation aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; aanstichting; aanzet; animering; impuls; instigatie; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulering; uitlokking; veroorzaking
inciter aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
promotions bevorderen; cultiveren; stimuleren
stimulant aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; doping; drug; genotmiddel; impuls; opwekkend middel; opwekking; pep; pepmiddel; prikkel; staaldrank; stimulans; stimulerend middel; stimulering
stimulation aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aanmoediging; aansporen; aansporing; aanzet; animering; impuls; opwekking; prikkel; steun; stimulans; stimulatie; stimulering
stimulations bevorderen; cultiveren; stimuleren
stimuler aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen
VerbRelated TranslationsOther Translations
acclamer aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bejubelen; bezielen; klappen; toejuichen
actionner aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren beroeren; bewegen; gerechtelijk vervolgen; in beweging brengen; manoeuvreren; marcheren; mixen; roeren; vervolgen
activer aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; oppeppen; opwekken; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aansporen; aanstoken; aanvangen; aanwakkeren; aanzetten tot; accelereren; activeren; beginnen; bespoedigen; doen opvlammen; initiëren; instigeren; introduceren; kennis laten maken; motiveren; op gang brengen; opjutten; oppoken; opporren; opstoken; poken; porren; provoceren; starten; stoken; van start gaan; verhaasten; versnellen; voorstellen
aggraver aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aanscherpen; bemoeilijken; erger maken; escaleren; intensiveren; moeilijker maken; toespitsen; uit de hand lopen; verergeren; verhevigen; versterken; verzwaren; zwaarder maken
aguillonner aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren
aiguillonner aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; instigeren; motiveren; opdrijven; oppoken; opporren; opzwepen; provoceren; sterk prikkelen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
aiguiser aansporen; aanzetten; animeren; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanhalen; aanpunten; aanslijpen; aanzetten; aanzetten tot; instigeren; provoceren; scherp maken; scherpen; slijpen; verscherpen; wetten
allumer opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aandoen; aanmaken; aansteken; aanstoken; aanstrijken; aanwakkeren; aanzetten; doen branden; doen ontvlammen; in de fik steken; inschakelen; licht aansteken; ontbranden; ontsteken; ontvlammen; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; starten; vuur maken; vuur vatten; vuurmaken
ameuter opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opruien; opstoken; poken; stoken
animer aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; oppeppen; opwekken; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanjagen; aansporen; aanzetten tot; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opjutten; opleven; opwekken; porren; provoceren; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen; wakker schudden
applaudir aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanmoedigen; aanvuren; applaudisseren; bejubelen; bezielen; klappen; toejuichen
attiser aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten tot; agiteren; bezielen; doen opvlammen; iets aanstoken; in beroering brengen; instigeren; omroeren; opjutten; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; poken; porren; provoceren; roeren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; wakker schudden
aviver aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; activeren; iets aanstoken; motiveren; opleven; oppoken; opporren; opstoken; opwekken; poken; reanimeren; stoken; tot leven wekken; verlevendigen
encourager aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten tot; aanzwiepen; instigeren; moed inspreken; motiveren; opdrijven; oppoken; opstoken; poken; provoceren; stoken; voortdrijven; voortjagen; wegjagen
enflammer aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren
exciter aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; bezielen; iets aanstoken; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opvrijen; poken; porren; provoceren; stoken; toejuichen
exciter à aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; iets aanstoken; oppoken; opstoken; poken; stoken
inciter aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; animeren; bemoedigen; iemand motiveren; opkrikken; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanjagen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; instigeren; motiveren; opdrijven; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opstoken; poken; porren; provoceren; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
inciter à aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanblazen; aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten tot; iets aanstoken; instigeren; motiveren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opstoken; poken; porren; provoceren; stoken; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken
mettre en marche aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aanbreken; aandoen; aandraaien; aangaan; aankaarten; aanknopen; aanmaken; aanslingeren; aansnijden; aanvangen; aanzetten; aanzwengelen; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; handelen; in werking stellen; inluiden; inschakelen; leven; manipuleren; ondernemen; openen; opereren; opstarten; optreden; opwerpen; procederen; starten; te berde brengen; te werk gaan; ter sprake brengen; van start gaan; werken
motiver aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren motiveren
ovationner aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanmoedigen; aanvuren; bejubelen; bezielen; toejuichen
picoter opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren
piquer opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; pikken; plunderen; prikken; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; steken; steken geven; stelen; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
pousser aandrijven; aansporen; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren aandringen; aanduwen; aanhouden; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; oppoken; opschieten; opschroeven; opschuiven; opstoken; plaats maken; roeren; schuiven; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; veel doen stijgen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
provoquer aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aandoen; aanleiding geven tot; aanrichten; aanstichten; aanzetten tot; instigeren; ontlokken; ophitsen; provoceren; teweegbrengen; uitdagen; uitlokken; veroorzaken; verwekken
ranimer aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanmoedigen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; activeren; bekomen; bezielen; doen opvlammen; opleven; oppoken; opporren; oprakelen; opstoken; opwekken; poken; reanimeren; stoken; ter sprake brengen; toejuichen; tot leven wekken; verfrissen; verkwikken; verlevendigen; zich hervinden
raviver aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren activeren; blij maken; fleurig maken; opfleuren; opleven; opmonteren; oprakelen; opwekken; reanimeren; ter sprake brengen; tot leven wekken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
stimuler aandrijven; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; opkrikken; oppeppen; opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; aanzwiepen; activeren; bezielen; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren; instigeren; motiveren; opdrijven; oppoken; opporren; provoceren; toejuichen; voortdrijven; voortjagen; wakker schudden; wegjagen
tisonner aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; doen opvlammen; opjutten; oppoken; opporren; opstoken; poken; porren; stoken
vivifier aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren; opleven; opwekken; reanimeren; toejuichen; tot leven wekken; verlevendigen
éperonner aanmoedigen; aansporen; aanzetten; animeren; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aanjagen; aansporen; aanzetten tot; bonken; hameren; instigeren; opjutten; porren; provoceren; rammen; slaan
être l'instigateur de aansporen; aanzetten; animeren; stimuleren aanzetten tot; instigeren; provoceren; teweegbrengen; veroorzaken
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
activer inschakelen
OtherRelated TranslationsOther Translations
stimulant stimulans
ModifierRelated TranslationsOther Translations
stimulant aansporend; animerend; bemoedigend; hartversterkend; opwekkend; stimulerend

Wiktionary Translations for stimuleren:

stimuleren
verb
  1. maatregelen nemen om iets te bevorderen
stimuleren
Cross Translation:
FromToVia
stimuleren exciter excite — to arouse or bring out (eg feelings); to stimulate
stimuleren stimuler stimulate — to encourage into action
stimuleren stimuler stimulate — to arouse an organism to functional activity