Dutch

Detailed Translations for smaad from Dutch to French

smaad:

smaad [de ~ (m)] nomen

  1. de smaad (honende woorden; spot; schimp)
  2. de smaad (spotternij; bespotting; spot; )
    la raillerie; la moquerie; l'insulte; la dérision; le sarcasme; la diffamation; la risée
  3. de smaad (laster; schande; oneer)
    le déshonneur; l'outrage; la calomnie; la diffamation; l'insulte; l'infamie; le libellé
  4. de smaad (laster; achterklap)
    la calomnie; la diffamation; le cancan; l'infamie; le commérages; le cancans

Translation Matrix for smaad:

NounRelated TranslationsOther Translations
calomnie achterklap; laster; oneer; schande; smaad achterklap; belasteren; geklap; geklep; geklets; geroddel; hekelschrift; klap; klets; kwaadspreken; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; lastertaal; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; schandschrift; schotschrift; smaadschrift; vuilspuiterij; zwartmaken
cancan achterklap; laster; smaad achterklap; gepraat; geroddel; klap; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; praatje; roddel; roddelpraat; stof tot gepraat; zwartmaken
cancans achterklap; laster; smaad achterklap; gepraat; geroddel; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; roddel; roddelpraat; zwartmaken
commérages achterklap; laster; smaad achterklap; bakerpraatje; bakerpraatjes; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekwebbel; geroddel; klap; klets; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; oudewijvenpraat; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; zwartmaken
diffamation aanfluiting; achterklap; bespotting; gespot; hoon; ironie; laster; oneer; sarcasme; schande; smaad; spot; spotternij achterklap; belasteren; belastering; bespotting; eerroof; geroddel; gespot; hoon; ironie; kwaadspreken; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; lastertaal; ontering; roddel; roddelpraat; sarcasme; spot; spotternij; verlaging; zwartmaken
dérision aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij bespotten; bespotting; draak steken met; gespot; hoon; ironie; sarcasme; spot; spotternij
déshonneur laster; oneer; schande; smaad afgang; blamage; ontering; scandaleuze daad; schandaaltje; schanddaad; schandelijke daad; teschandemaking; verlaging
infamie achterklap; laster; oneer; schande; smaad doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; scandaleuze daad; schandaal; schandaaltje; schandaleuze daad; schanddaad; schandelijke daad; sluwheid; snoodheid
insulte aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; laster; oneer; sarcasme; schande; smaad; spot; spotternij belediging; beschimping; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; schamp; scheldwoord; spot; spotternij
libellé laster; oneer; schande; smaad band; hekelschrift; schandschrift; schotschrift; smaadschrift
moquerie aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij bespotten; bespotting; draak steken met; gespot; hoon; hoongelach; ironie; sarcasme; spot; spotternij
outrage laster; oneer; schande; smaad bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; spot; spotternij
paroles humiliantes honende woorden; schimp; smaad; spot
raillerie aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij aardigheid; aardigheidje; bespotten; bespotting; draak steken met; galgenhumor; gein; geintje; gekheid; gespot; grapje; hoon; hoongelach; ironie; jolijt; keet; leut; lol; lolletje; malheid; plezier; presentje; pret; pretje; sarcasme; schamperheid; scherts; spot; spotternij
risée aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij bespotting; gespot; hoon; ironie; risee; sarcasme; spot; spotternij
sarcasme aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij bespotting; gespot; hatelijke opmerking; hatelijkheid; hoon; ironie; sarcasme; schamperheid; spot; spotternij; stekeligheid

Related Words for "smaad":


Wiktionary Translations for smaad:

smaad
Cross Translation:
FromToVia
smaad opprobre obloquy — Abusive language
smaad calomnie slander — false, malicious statement

smaad form of smaden:

smaden verb (smaad, smaadt, smaadde, smaadden, gesmaad)

  1. smaden (smalen)
    insulter; outrager; ridiculiser; railler; se moquer de; rendre ridicule; tourner en dérision; tourner au ridicule
    • insulter verb (insulte, insultes, insultons, insultez, )
    • outrager verb (outrage, outrages, outrageons, outragez, )
    • ridiculiser verb (ridiculise, ridiculises, ridiculisons, ridiculisez, )
    • railler verb (raille, railles, raillons, raillez, )
  2. smaden (lasteren; kwaadspreken; belasteren)
    maudire; blesser; insulter; froisser; offenser; calomnier; diffamer; porter préjudice à
    • maudire verb (maudis, maudit, maudissons, maudissez, )
    • blesser verb (blesse, blesses, blessons, blessez, )
    • insulter verb (insulte, insultes, insultons, insultez, )
    • froisser verb (froisse, froisses, froissons, froissez, )
    • offenser verb (offense, offenses, offensons, offensez, )
    • calomnier verb (calomnie, calomnies, calomnions, calomniez, )
    • diffamer verb (diffame, diffames, diffamons, diffamez, )

Conjugations for smaden:

o.t.t.
  1. smaad
  2. smaadt
  3. smaadt
  4. smaden
  5. smaden
  6. smaden
o.v.t.
  1. smaadde
  2. smaadde
  3. smaadde
  4. smaadden
  5. smaadden
  6. smaadden
v.t.t.
  1. heb gesmaad
  2. hebt gesmaad
  3. heeft gesmaad
  4. hebben gesmaad
  5. hebben gesmaad
  6. hebben gesmaad
v.v.t.
  1. had gesmaad
  2. had gesmaad
  3. had gesmaad
  4. hadden gesmaad
  5. hadden gesmaad
  6. hadden gesmaad
o.t.t.t.
  1. zal smaden
  2. zult smaden
  3. zal smaden
  4. zullen smaden
  5. zullen smaden
  6. zullen smaden
o.v.t.t.
  1. zou smaden
  2. zou smaden
  3. zou smaden
  4. zouden smaden
  5. zouden smaden
  6. zouden smaden
en verder
  1. ben gesmaad
  2. bent gesmaad
  3. is gesmaad
  4. zijn gesmaad
  5. zijn gesmaad
  6. zijn gesmaad
diversen
  1. smaad!
  2. smaadt!
  3. gesmaad
  4. smadend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for smaden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
blesser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; grieven; in elkaar slaan; knauwen; krenken; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; toetakelen; verwonden; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
calomnier belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden belasteren; beschimpen; honen; kwaadspreken; lasteren; ontheiligen; ontwijden; roddelen; schenden; verguizen; zwart kleuren; zwartmaken
diffamer belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden beschimpen; honen; onteren; ontheiligen; ontwijden; schenden; verguizen; zwart kleuren; zwartmaken
froisser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden grieven; krenken; kreukelen; kreuken; kwetsen; opfrommelen; pijn bezorgen; pijn doen; rimpelen; ruisen; suizelen; suizen; verfrommelen; verkreukelen; verwonden; zeer doen
insulter belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden; smalen afgeven op; beledigen; beschimpen; donderen; foeteren; fulmineren; grieven; ketteren; krenken; kwetsen; pijn doen; razen; schamperen; schelden; schelden op; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; zeer doen
maudire belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden verdoemen; vervloeken; verwensen
offenser belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden grieven; krenken; kwetsen; pijn doen; schofferen; zeer doen
outrager smaden; smalen
porter préjudice à belasteren; kwaadspreken; lasteren; smaden achterstellen; afbreuk doen aan; benadelen; beschadigen; deren; discrimineren; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden
railler smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
rendre ridicule smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
ridiculiser smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten
se moquer de smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten; uitlachen
tourner au ridicule smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de spot drijven; ironiseren; schamperen
tourner en dérision smaden; smalen belachelijk maken; bespotten; de draak steken; de spot drijven; ironiseren; schamperen; spotten

Related Words for "smaden":


Wiktionary Translations for smaden:


Cross Translation:
FromToVia
smaden calomnier slander — utter a slanderous statement

External Machine Translations: