Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. skelet:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for skelet from Dutch to French

skelet:

skelet [het ~] nomen

  1. het skelet (raamwerk; frame; geraamte)
    le châssis; la carcasse; le cadre; la charpente; la squelette
  2. het skelet (bottenbouw)
    l'ossature; la charpente; le squelette; la carcasse; l'ensemble des os; le système osseux
  3. het skelet (botten; gebeente)
    le squelette

Translation Matrix for skelet:

NounRelated TranslationsOther Translations
cadre frame; geraamte; raamwerk; skelet chassis; frame; functionaris; geraamte; kader; kaderlid; leidinggevend personeel; letterbox; lijst; officier; omlijsting; omranding; personeel; raam; raamantenne; rand; scherpte; schilderijlijst; snijkant; staf; staflid; stafmedewerker; stafmedewerkster
carcasse bottenbouw; frame; geraamte; raamwerk; skelet chassis; geraamte; karkas; knekelman
charpente bottenbouw; frame; geraamte; raamwerk; skelet chassis; geraamte; houtarbeid; houtbewerking; houtwerk; karkas; timmerwerk
châssis frame; geraamte; raamwerk; skelet carrosserie; chassis; geraamte; karkas; koetswerk; mooi persoon; onderstel; raamkozijn; stuk
ensemble des os bottenbouw; skelet
ossature bottenbouw; skelet bestel; samenstel
squelette botten; bottenbouw; frame; gebeente; geraamte; raamwerk; skelet chassis; geraamte; karkas; knekelman; scharminkel
système osseux bottenbouw; skelet

Related Words for "skelet":

  • skeletten

Wiktionary Translations for skelet:

skelet
noun
  1. samenstel van onderdelen dat het lichaam stevigheid geeft
skelet
noun
  1. Restes d’un être mort
  2. Personne ou animal d’une extrême maigreur
  3. Armature, charpente
  4. anatomie|fr Ensemble des os d’un organisme vertébré.

Cross Translation:
FromToVia
skelet ossature frame — structure of a person's body
skelet squelette skeleton — system that provides support to an organism