Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. raddraaier:


Dutch

Detailed Translations for raddraaier from Dutch to French

raddraaier:

raddraaier [de ~ (m)] nomen

  1. de raddraaier (belhamel; raddraaister)
    l'instigateur; le petit chenapan; le bruyant; le meneur; le tapageur; la meneuse

Translation Matrix for raddraaier:

NounRelated TranslationsOther Translations
bruyant belhamel; raddraaier; raddraaister
instigateur belhamel; raddraaier; raddraaister aanstichter; aanzetter; grondlegger; grondvester; initiatiefnemer; instigator; oprichter; oprichtster; opstoker; stamvader; stichter; veroorzaker
meneur belhamel; raddraaier; raddraaister aanstichter; aanvoerder; aanzetter; agitator; bevelhebber; commandant; haantjes de voorste; hoofd; hoofdman; instigator; intrigant; kapitein; leider; opruier; opstoker; stokebrand; stoker
meneuse belhamel; raddraaier; raddraaister
petit chenapan belhamel; raddraaier; raddraaister aanstichter; aanzetter; instigator; opstoker
tapageur belhamel; raddraaier; raddraaister bulderaar; druktemaker; herrieschopper; kabaalmaker; lawaaimaker; levenmaker; oproerkraaier; rustverstoorder; stokebrand; zenuwlijder
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bruyant hard; hardop; joelend; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidruchtig; roezemoezig; rumoerig; schreeuwend
instigateur instigerend
tapageur hard; hardop; joelend; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; opzichtig; protserig; rumoerig; schreeuwend; schreeuwerig; uit volle borst

Related Words for "raddraaier":