Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. neuzen:
  2. neus:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for neuzen from Dutch to French

neuzen:

neuzen verb (neus, neust, neusde, neusden, geneusd)

  1. neuzen (speuren)
    fouiller; fourrer le nez dans; fouiner; fureter
    • fouiller verb (fouille, fouilles, fouillons, fouillez, )
    • fouiner verb (fouine, fouines, fouinons, fouinez, )
    • fureter verb (furète, furètes, furetons, furetez, )

Conjugations for neuzen:

o.t.t.
  1. neus
  2. neust
  3. neust
  4. neuzen
  5. neuzen
  6. nneuzen
o.v.t.
  1. neusde
  2. neusde
  3. neusde
  4. neusden
  5. neusden
  6. neusden
v.t.t.
  1. heb geneusd
  2. hebt geneusd
  3. heeft geneusd
  4. hebben geneusd
  5. hebben geneusd
  6. hebben geneusd
v.v.t.
  1. had geneusd
  2. had geneusd
  3. had geneusd
  4. hadden geneusd
  5. hadden geneusd
  6. hadden geneusd
o.t.t.t.
  1. zal neuzen
  2. zult neuzen
  3. zal neuzen
  4. zullen neuzen
  5. zullen neuzen
  6. zullen neuzen
o.v.t.t.
  1. zou neuzen
  2. zou neuzen
  3. zou neuzen
  4. zouden neuzen
  5. zouden neuzen
  6. zouden neuzen
diversen
  1. neus!
  2. neust!
  3. geneusd
  4. neuzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neuzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fouiller aftasten; afvoelen; tasten; voelen
VerbRelated TranslationsOther Translations
fouiller neuzen; speuren aftasten; afvoelen; afzoeken; bevoelen; doorzoeken; fouilleren; graaien; grabbelen; grasduinen; in iets rondtasten; naspeuring doen; onderzoeken; rechercheren; rommelen; scharrelen van kip; snuffelen; snuffelen aan; speuren; verkennen; visiteren; woelen; wroeten; wurmen; zien te vinden; zoeken
fouiner neuzen; speuren aan de zwerf zijn; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; naspeuring doen; om zich heen kijken; rechercheren; rommelen; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; rondzwerven; scharrelen van kip; snuffelen; speuren; struinen; verdwaald zijn; zwerven
fourrer le nez dans neuzen; speuren grasduinen; naspeuring doen; rechercheren; snuffelen; speuren
fureter neuzen; speuren besniffelen; besnuffelen; graaien; grabbelen; naspeuring doen; om zich heen kijken; rechercheren; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; scharrelen van kip; snuffelen; snuffen; speuren; struinen; verdwaald zijn

Related Words for "neuzen":


neus:

neus [de ~ (m)] nomen

  1. de neus (neus anatomie)
    le nez
    • nez [le ~] nomen

Translation Matrix for neus:

NounRelated TranslationsOther Translations
nez neus; neus anatomie aandrift; instinct; natuurdrift; speurzin

Related Words for "neus":


Related Definitions for "neus":

  1. orgaan waarmee je ruikt1
    • Theo heeft een bril op zijn neus1

Wiktionary Translations for neus:

neus
noun
  1. een orgaan dat gebruikt wordt bij de ademhaling en om te ruiken
neus
noun
  1. partie extrême d’une chose.
  2. La partie la plus haute d’une montagne, d’un rocher, d’un arbre, etc.
  3. Appendice au milieu de la figure d’un humain
  4. Avant d’un avion
  5. extrémité piquante et aiguë de quelque chose que ce être.

Cross Translation:
FromToVia
neus youpin kike — offensive: Jew
neus nez nose — protuberance on the face
neus nez nose — tip of an object
neus ricaner sneer — raise a corner of the upper lip slightly in scorn
neus nez Nase — 'etwas, das wie [1] aussieht
neus nez Nase — ein Geruchs- und Atmungsorgan in der Mitte des Gesichts