Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. nederlaag:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nederlaag from Dutch to French

nederlaag:

nederlaag [de ~] nomen

  1. de nederlaag (overwonnen-worden; verlies)
    la défaite; l'échec; la perte; le détriment; le tort; le fiasco; l'insuccès

Translation Matrix for nederlaag:

NounRelated TranslationsOther Translations
défaite nederlaag; overwonnen-worden; verlies beschadiging; het verliezen; schade; verlies
détriment nederlaag; overwonnen-worden; verlies afbreuk; beschadiging; nadeel; schade; verlies
fiasco nederlaag; overwonnen-worden; verlies afgang; blamage; teschandemaking
insuccès nederlaag; overwonnen-worden; verlies afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
perte nederlaag; overwonnen-worden; verlies afbreuk; het verliezen; schade; verderf; verlies
tort nederlaag; overwonnen-worden; verlies achterstelling; afbreuk; benadeling; onbillijkheid; ongelijk; ongerechtigheid; onrecht; onrechtvaardigheid; schade; verlies
échec nederlaag; overwonnen-worden; verlies afgang; blamage; echec; ellende; fiasco; flop; malheur; mislukking; mislukt; misser; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslagen; teschandemaking; verijdeling

Related Words for "nederlaag":

  • nederlagen

Wiktionary Translations for nederlaag:

nederlaag
noun
  1. het verlies van een strijd
nederlaag
noun
  1. Déroute

Cross Translation:
FromToVia
nederlaag défaite defeat — the act of defeating or being defeated
nederlaag défaite loss — instance of losing
nederlaag défaite Niederlage — das Unterliegen bei einer Auseinandersetzung im militärischen, persönlichen oder sportlichen Sinne