Dutch

Detailed Translations for misleidend from Dutch to French

misleidend:


Translation Matrix for misleidend:

NounRelated TranslationsOther Translations
faux falsificatie; verkeerde; vervalsing; zeis
trompeur bedrieger; flessentrekker; fraudeur; jokkebrok; leugenaar; leugenbeest; misleider; oplichter; zwendelaar
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
virtuel bedrieglijk; illusoir; misleidend denkbeeldig; hypothetisch; imaginair; ingebeeld; virtueel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
chimérique bedrieglijk; illusoir; misleidend denkbeeldig; fantastisch; hypothetisch; illusoir; imaginair; ingebeeld
faux bedrieglijk; illusoir; misleidend achterbaks; bedriegelijk; ernaast; fout; foutief; gedwongen; gefingeerd; geforceerd; gemaakt; gemaakte gevoelens; gemeen; geniepig; gluiperig; huichelachtig; in het geniep; kunstmatig; kwaadwillig; met slechte intentie; mis; nagemaakt; niet echt; onaanvaardbaar; onacceptabel; ondergeschoven; onecht; onharmonisch; onjuist; onnatuurlijk; onoprecht; onwaar; onwaarachtig; slecht; snood; stiekem; ten onrechte; vals; verkeerd
fictif bedrieglijk; illusoir; misleidend aangenomen; bedacht; bedriegelijk; denkbeeldig; fantastisch; fictief; gefingeerd; geveinsd; hypothetisch; illusoir; imaginair; ingebeeld; nagemaakt; onecht; onwaar; vals; verdicht; verzonnen
frauduleux bedrieglijk; illusoir; misleidend frauduleus; onregelmatig; onwetmatig
illusoire bedrieglijk; illusoir; misleidend denkbeeldig; fantastisch; hypothetisch; illusoir; imaginair; ingebeeld
imaginaire bedrieglijk; illusoir; misleidend denkbeeldig; fantastisch; hypothetisch; illusoir; imaginair; ingebeeld
trompeur bedrieglijk; illusoir; misleidend

Wiktionary Translations for misleidend:


Cross Translation:
FromToVia
misleidend trompeur; illusoire deceptive — likely or attempting to deceive
misleidend trompeur misleading — tending to mislead
misleidend spécieux; spécieuse specious — seemingly well-reasoned, but fallacious

misleiden:

misleiden verb (misleid, misleidt, misleidde, misleidden, misleid)

  1. misleiden (besodemieteren; afzetten; bedriegen; )
    escroquer; décevoir; tromper; avoir; enjôler; flouer; duper; faire le charlatan; écorcher; étriller; mettre dedans
    • escroquer verb (escroque, escroques, escroquons, escroquez, )
    • décevoir verb (déçois, déçoit, décevons, décevez, )
    • tromper verb (trompe, trompes, trompons, trompez, )
    • avoir verb (ai, as, a, avons, )
    • enjôler verb (enjôle, enjôles, enjôlons, enjôlez, )
    • flouer verb
    • duper verb (dupe, dupes, dupons, dupez, )
    • écorcher verb (écorche, écorches, écorchons, écorchez, )
    • étriller verb
  2. misleiden (om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten)
    duper; induire en erreur
    • duper verb (dupe, dupes, dupons, dupez, )

Conjugations for misleiden:

o.t.t.
  1. misleid
  2. misleidt
  3. misleidt
  4. misleiden
  5. misleiden
  6. misleiden
o.v.t.
  1. misleidde
  2. misleidde
  3. misleidde
  4. misleidden
  5. misleidden
  6. misleidden
v.t.t.
  1. heb misleid
  2. hebt misleid
  3. heeft misleid
  4. hebben misleid
  5. hebben misleid
  6. hebben misleid
v.v.t.
  1. had misleid
  2. had misleid
  3. had misleid
  4. hadden misleid
  5. hadden misleid
  6. hadden misleid
o.t.t.t.
  1. zal misleiden
  2. zult misleiden
  3. zal misleiden
  4. zullen misleiden
  5. zullen misleiden
  6. zullen misleiden
o.v.t.t.
  1. zou misleiden
  2. zou misleiden
  3. zou misleiden
  4. zouden misleiden
  5. zouden misleiden
  6. zouden misleiden
en verder
  1. ben misleid
  2. bent misleid
  3. is misleid
  4. zijn misleid
  5. zijn misleid
  6. zijn misleid
diversen
  1. misleid!
  2. misleidt!
  3. misleid
  4. misleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for misleiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
avoir activa; baten; bezit; creditnota; geldelijk vermogen; tegoed; vermogen
mettre dedans erin brengen; inbrengen
VerbRelated TranslationsOther Translations
avoir afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben
duper afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; zwendelen afzetten; bedonderen; bedotten; beet nemen; benadelen; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; kwaad doen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; schaden; te pakken nemen; tillen; verneuken; voor de gek houden
décevoir afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen afknappen; afvallen; benadelen; beschamen; duperen; er vanaf breken; falsificeren; frustreren; kopiëren; laten zakken; nabootsen; namaken; ontgoochelen; te kort schieten; tegenvallen; teleurstellen; vertrouwen schenden; vervalsen
enjôler afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen begoochelen; bekoren; bevallen
escroquer afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen afbakenen; afbedelen; afpalen; afzetten; bedotten; begrenzen; neppen; omlijnen; tillen; verneuken
faire le charlatan afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
flouer afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
induire en erreur misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten vreemdgaan
mettre dedans afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
tromper afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen afbakenen; afpalen; afzetten; bedonderen; bedotten; begrenzen; beschamen; bezwendelen; falsificeren; foppen; in de maling nemen; kopiëren; nabootsen; namaken; neppen; omlijnen; te pakken nemen; teleurstellen; tillen; verneuken; vertrouwen schenden; vervalsen; voor de gek houden; vreemdgaan
écorcher afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen aan flarden scheuren; afhalen; afleggen; afschaven; afstropen; bezwijken; het onderspit delven; ontvellen; stropen; tenondergaan; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uitbenen; uiteentrekken; verscheuren; villen
étriller afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen
- bedriegen

Synonyms for "misleiden":


Related Definitions for "misleiden":

  1. op een gemene manier niet eerlijk zijn1
    • hij heeft mij misleid met zijn verhaal1

Wiktionary Translations for misleiden:

misleiden
verb
  1. iemand in de waan van iets brengen
misleiden
Cross Translation:
FromToVia
misleiden induire en erreur; tromper; duper beguile — to deceive or delude (using guile)
misleiden leurrer; tromper deceive — trick or mislead
misleiden tromper; tricher delude — to deceive
misleiden égarer mislead — lead in a false direction
misleiden mésinformer; égarer mislead — to deceive by lies or other false impression

Related Translations for misleidend