Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. inwendige:
  2. inwendig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inwendige from Dutch to French

inwendige:

inwendige [znw.] nomen

  1. inwendige
    l'intérieur

inwendige adj

  1. inwendige (van binnen)

Translation Matrix for inwendige:

NounRelated TranslationsOther Translations
intérieur inwendige binnenkant; binnenste; binnenzijde; innerlijk; interieur; middelste; psyche
ModifierRelated TranslationsOther Translations
interne inwendige; van binnen aan de binnenkant; binnenin; binnenste; innerlijk; intern; inwendig; inwonende; stagiair
intérieur inwendige; van binnen aan de binnenkant; binnenin; binnenlands; binnenlandse; binnenste; innerlijk; intern; inwendig; nationale

Related Words for "inwendige":


inwendig:


Translation Matrix for inwendig:

NounRelated TranslationsOther Translations
intérieur binnenkant; binnenste; binnenzijde; innerlijk; interieur; inwendige; middelste; psyche
spirituel geestenbezweerder; spiritist; spiritualist
ModifierRelated TranslationsOther Translations
interne intern; inwendig aan de binnenkant; binnenin; binnenste; innerlijk; inwendige; inwonende; stagiair; van binnen
intérieur intern; inwendig aan de binnenkant; binnenin; binnenlands; binnenlandse; binnenste; innerlijk; inwendige; nationale; van binnen
intérieurement intern; inwendig aan de binnenkant; binnenin
spirituel geestelijk; innerlijk; inwendig geestelijk; geestelijke; gelovig; godsdienstig; godvruchtig; herderlijk; kerkelijk; met betrekking tot herders; onstoffelijk; religieus; spiritueel; spirituele; vroom
à l'intérieur intern; inwendig aan de binnenkant; binnen; binnenin; binnenste; binnenwaarts; daarbinnen; daarin; erin; hierbinnen; innerlijk; inwaarts; naar binnen

Related Words for "inwendig":


Wiktionary Translations for inwendig:

inwendig
adjective
  1. didactique|fr médecine|fr Qui est en dedans, qui appartenir au dedans.
  2. Qui est au dedans ; qui est relatif au dedans.