Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. heibel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for heibel from Dutch to French

heibel:

heibel [de ~ (m)] nomen

  1. de heibel (tumult; pandemonium; opschudding; )
    l'effervescence; l'émoi; le tumulte; le charivari; le chahut; la presse; la bousculade; le vacarme; la cohue

Translation Matrix for heibel:

NounRelated TranslationsOther Translations
bousculade beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gedrang; grote menigte; hectiek; toeloop; toevloed; veel mensen
chahut beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult bende; gedruis; herrie; kabaal; lawaai; leven; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; puinzooi; rel; rommel; rotzooi; rumoer; spektakel; troep; tumult; zooi; zootje
charivari beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult schandaaltje
cohue beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gedrang; gedruis; groep mensen; grote menigte; hectiek; massa; menigte; rumoer; toeloop; toevloed; tumult; veel mensen
effervescence beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult agitatie; beroering; gebruis; gewoel; gisting; het bruisen; ongedurigheid; onrust
presse beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukpers; drukte; grote menigte; krantenpers; pers; toeloop; veel mensen
tumulte beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult agitatie; beroering; drukte; gebrul; gebulder; gedruis; geharrewar; gekrijs; geluid; geschreeuw; gewoel; grote menigte; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ongedurigheid; onrust; ophef; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; rel; rumoer; sensatie; spektakel; toeloop; tumult; veel mensen; verwarring; volksoproer; vuistgevecht
vacarme beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult drukte; gebrom; gebrul; gebulder; gedruis; gejoel; gejubel; gekrijs; geluid; gemurmel; geroezemoes; geschreeuw; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; misbaar; ophef; rumoer; spektakel; tumult
émoi beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust; opschudding; opzien; rep; sensatie; verwarring
ModifierRelated TranslationsOther Translations
effervescence hard; hardop; luid

Related Words for "heibel":

  • heibels, heibeltje