Dutch

Detailed Translations for goeddoen from Dutch to French

goeddoen:

goeddoen verb

  1. goeddoen (liefdadigheids werk doen; helpen; weldoen)
    faire du bien; secourir; faire la charité; aider; rendre service; tendre la main; venir en aide de
    • secourir verb (secours, secourt, secourons, secourez, )
    • aider verb (aide, aides, aidons, aidez, )
  2. goeddoen (iemand plezieren; iemand een genoegen doen; blij maken)

Translation Matrix for goeddoen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aider goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; weldoen assisteren; behulpzaam zijn; bemoedigen; bijdragen; bijspringen; bijstaan; coöpereren; gedienstig zijn; handreiken; helpen; iemand vervangen; meehelpen; meewerken; ondersteunen; opbeuren; seconderen; troosten; verder helpen; verderhelpen; vertroosten; vooruithelpen; weldoen
faire du bien goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; weldoen
faire la charité goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; weldoen
faire plaisir à blij maken; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; blij maken; gelieven; in verrukking brengen; opfleuren; opmonteren; plezieren; verblijden; verheugd; verkwikken; verrukken; vrolijker worden
rendre service blij maken; goeddoen; helpen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; liefdadigheids werk doen; weldoen assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; iemand vervangen; ondersteunen; seconderen; weldoen
rendre service à blij maken; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
secourir goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; weldoen assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; iemand vervangen; meehelpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
tendre la main goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; weldoen assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; iemand vervangen; ondersteunen; seconderen; weldoen
venir en aide de goeddoen; helpen; liefdadigheids werk doen; weldoen assisteren; bijspringen; bijstaan; handreiken; helpen; iemand vervangen; ondersteunen; seconderen; weldoen