Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gaan rijden:


Dutch

Detailed Translations for gaan rijden from Dutch to French

gaan rijden:

gaan rijden verb

  1. gaan rijden
    démarrer
    • démarrer verb (démarre, démarres, démarrons, démarrez, )

gaan rijden [znw.] nomen

  1. gaan rijden

Translation Matrix for gaan rijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
aller promener gaan rijden
promener en voiture gaan rijden
VerbRelated TranslationsOther Translations
démarrer gaan rijden aanbinden; aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; accelereren; beginnen; een begin nemen; entameren; gas geven; gesprek aanknopen; inluiden; intreden; inzetten; losgooien; loswerpen; ondernemen; op gang komen; openen; opstarten; optrekken van auto; opwerpen; spurten; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan

Related Translations for gaan rijden