Dutch

Detailed Translations for besmetten from Dutch to French

besmetten:

besmetten verb (besmet, besmette, besmetten, besmet)

  1. besmetten (aansteken)
    contaminer; infecter; souiller; transmettre; communiquer; intoxiquer
    • contaminer verb (contamine, contamines, contaminons, contaminez, )
    • infecter verb (infecte, infectes, infectons, infectez, )
    • souiller verb (souille, souilles, souillons, souillez, )
    • transmettre verb (transmets, transmet, transmettons, transmettez, )
    • communiquer verb (communique, communiques, communiquons, communiquez, )
    • intoxiquer verb (intoxique, intoxiques, intoxiquons, intoxiquez, )

Conjugations for besmetten:

o.t.t.
  1. besmet
  2. besmet
  3. besmet
  4. besmetten
  5. besmetten
  6. besmetten
o.v.t.
  1. besmette
  2. besmette
  3. besmette
  4. besmetten
  5. besmetten
  6. besmetten
v.t.t.
  1. heb besmet
  2. hebt besmet
  3. heeft besmet
  4. hebben besmet
  5. hebben besmet
  6. hebben besmet
v.v.t.
  1. had besmet
  2. had besmet
  3. had besmet
  4. hadden besmet
  5. hadden besmet
  6. hadden besmet
o.t.t.t.
  1. zal besmetten
  2. zult besmetten
  3. zal besmetten
  4. zullen besmetten
  5. zullen besmetten
  6. zullen besmetten
o.v.t.t.
  1. zou besmetten
  2. zou besmetten
  3. zou besmetten
  4. zouden besmetten
  5. zouden besmetten
  6. zouden besmetten
diversen
  1. besmet!
  2. besmet!
  3. besmet
  4. besmettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

besmetten [znw.] nomen

  1. besmetten (besmetting; aansteken)
    la contamination; l'empoisonnement; l'infection; l'intoxication

Translation Matrix for besmetten:

NounRelated TranslationsOther Translations
contamination aansteken; besmetten; besmetting
empoisonnement aansteken; besmetten; besmetting infecteren; vergiftiging; verpesting
infection aansteken; besmetten; besmetting infectie; ontsteking
intoxication aansteken; besmetten; besmetting infecteren; vergiftiging; verpesting
VerbRelated TranslationsOther Translations
communiquer aansteken; besmetten berichten; bewust maken; communiceren; een conversatie hebben; iets melden; in contact staan; ineenlopen; informeren; kennisgeven van; meedelen; melden; openbaren; overbrengen; praten; publiceren; rapporteren; spreken; uitbrengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verslag uitbrengen; vertolken; verwoorden; zeggen
contaminer aansteken; besmetten infecteren; vergiftigen; verpesten
infecter aansteken; besmetten infecteren; vergiftigen; verpesten
intoxiquer aansteken; besmetten infecteren; vergiftigen; verpesten
souiller aansteken; besmetten bekladden; bemorsen; besmeren; besmeuren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; een smet werpen op; infecteren; ontluisteren; vergiftigen; verontreinigen; verpesten; vervuilen; vies maken; viesmaken; vuil maken; vuilmaken
transmettre aansteken; besmetten aangeven; aanreiken; afdragen; afgeven; doen toekomen; doorgeven; doorspelen; doorsturen; doorvertellen; doorzenden; een boodschap uitdragen; geven; iem. iets sturen; opsturen; overdragen aan; overgeven; overhandigen; overmaken; overzenden; posten; rondbrieven; rondvertellen; toesteken; toezenden; uitdragen; uitstrooien; uitzaaien; verder reiken; verkondigen; zenden
- aansteken

Synonyms for "besmetten":


Related Definitions for "besmetten":

  1. een ziekte op iemand overbrengen1
    • Ahmed besmette mij met zijn verkoudheid1

Wiktionary Translations for besmetten:


External Machine Translations: