Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. annoteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for annoteren from Dutch to French

annoteren:

annoteren verb (annoteer, annoteert, annoteerde, annoteerden, geannoteerd)

  1. annoteren
    annoter
    • annoter verb (annote, annotes, annotons, annotez, )

Conjugations for annoteren:

o.t.t.
  1. annoteer
  2. annoteert
  3. annoteert
  4. annoteren
  5. annoteren
  6. annoteren
o.v.t.
  1. annoteerde
  2. annoteerde
  3. annoteerde
  4. annoteerden
  5. annoteerden
  6. annoteerden
v.t.t.
  1. heb geannoteerd
  2. hebt geannoteerd
  3. heeft geannoteerd
  4. hebben geannoteerd
  5. hebben geannoteerd
  6. hebben geannoteerd
v.v.t.
  1. had geannoteerd
  2. had geannoteerd
  3. had geannoteerd
  4. hadden geannoteerd
  5. hadden geannoteerd
  6. hadden geannoteerd
o.t.t.t.
  1. zal annoteren
  2. zult annoteren
  3. zal annoteren
  4. zullen annoteren
  5. zullen annoteren
  6. zullen annoteren
o.v.t.t.
  1. zou annoteren
  2. zou annoteren
  3. zou annoteren
  4. zouden annoteren
  5. zouden annoteren
  6. zouden annoteren
diversen
  1. annoteer!
  2. annoteert!
  3. geannoteerd
  4. annoterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

annoteren [znw.] nomen

  1. annoteren
    l'annotation

Translation Matrix for annoteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
annotation annoteren aankondigen; aantekening; annotatie; bekendmaken; kanttekening; melden; noot; notitie; opschrijving; voetnoot
VerbRelated TranslationsOther Translations
annoter annoteren boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen

Wiktionary Translations for annoteren:

annoteren
verb
  1. van kanttekeningen voorzien