Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afschrift:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afschrift from Dutch to French

afschrift:

afschrift [het ~] nomen

  1. het afschrift (transcriptie; kopie)
    la transcription; la réplique; le double; la copie; le duplicata; la reproduction
  2. het afschrift
    la transcription

Translation Matrix for afschrift:

NounRelated TranslationsOther Translations
copie afschrift; kopie; transcriptie copie; duplicaat; exemplaar; fotokopie; iemand nadoen; imitatie; kopie; kopij; nabootsing; namaak; navolging; nep; teruggave; transcript; weergave
double afschrift; kopie; transcriptie double; dubbel; dubbele; dubbelganger; dubbelspel; duplicaat; fotokopie; kopie; stuntman
duplicata afschrift; kopie; transcriptie duplicaat; fotokopie; kopie
reproduction afschrift; kopie; transcriptie aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; cultuur; duplicaat; fok; fokkerij; fotokopie; kopie; kweken; reproductie; teelt; teruggave; verbouw; voortbrenging; voortplanting; weergave
réplique afschrift; kopie; transcriptie antwoord; beantwoording; bescheid; bezwaar; duplicaat; kopie; reactie; repliek; retort; tegenbewijs; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift; weerlegging; weerwoord
transcription afschrift; kopie; transcriptie transcript; uitschrijven
ModifierRelated TranslationsOther Translations
double dubbel; tweedelig; tweepersoons; tweevoudig

Wiktionary Translations for afschrift:

afschrift
noun
  1. commerce|fr Une douzaine de douzaines.

Cross Translation:
FromToVia
afschrift copie copy — result of copying; an identical duplication

Related Translations for afschrift