Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. schop:
  2. schoppen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schop from Dutch to French

schop:

schop [de ~ (m)] nomen

  1. de schop (spade; schep)
    la pelle

schop [de ~ (m)] nomen

  1. de schop (voetbeweging; trap)

Translation Matrix for schop:

NounRelated TranslationsOther Translations
coup schop; trap; voetbeweging beurse plek; bluts; botsing; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; kwak; lel; mep; messteek; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; slag; slok; smak; staatsgreep; steek; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; vuistslag; zet
pelle schep; schop; spade aker; schepemmer; schepper; tongkus; tongzoen

Related Words for "schop":


Wiktionary Translations for schop:

schop
noun
  1. een trap met de voet
schop
noun
  1. Outil
  2. impression que fait un corps sur un autre en le frappant.
  3. Coup donné avec le pied
  4. Outil constitué d’une plaque mince, muni d’un manche, utilisé pour déplacer de la terre, du sable (1)

Cross Translation:
FromToVia
schop coup de pied kick — hit or strike with the leg or foot
schop pelle; bêche shovel — tool for moving portions of material
schop bêche; pelle spade — a garden tool with a handle and a flat blade for digging
schop coup de pied Fußtritt — der Tritt einer Person, um diese zu demütigen oder zu züchtigen

schop form of schoppen:

schoppen verb (schop, schopt, schopte, schopten, geschopt)

  1. schoppen (trappen geven; trappen)
    – er een harde stoot met je voet tegen geven 1
    botter; donner des coups de pied; frapper du pied
    • botter verb (botte, bottes, bottons, bottez, )

Conjugations for schoppen:

o.t.t.
  1. schop
  2. schopt
  3. schopt
  4. schoppen
  5. schoppen
  6. schoppen
o.v.t.
  1. schopte
  2. schopte
  3. schopte
  4. schopten
  5. schopten
  6. schopten
v.t.t.
  1. heb geschopt
  2. hebt geschopt
  3. heeft geschopt
  4. hebben geschopt
  5. hebben geschopt
  6. hebben geschopt
v.v.t.
  1. had geschopt
  2. had geschopt
  3. had geschopt
  4. hadden geschopt
  5. hadden geschopt
  6. hadden geschopt
o.t.t.t.
  1. zal schoppen
  2. zult schoppen
  3. zal schoppen
  4. zullen schoppen
  5. zullen schoppen
  6. zullen schoppen
o.v.t.t.
  1. zou schoppen
  2. zou schoppen
  3. zou schoppen
  4. zouden schoppen
  5. zouden schoppen
  6. zouden schoppen
en verder
  1. ben geschopt
  2. bent geschopt
  3. is geschopt
  4. zijn geschopt
  5. zijn geschopt
  6. zijn geschopt
diversen
  1. schop!
  2. schopt!
  3. geschopt
  4. schoppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schoppen [de ~] nomen, plural

  1. de schoppen (spades; scheppen)
    la pelles; la bêches
  2. de schoppen (schoppenmotief)
    la pique

Translation Matrix for schoppen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bêches scheppen; schoppen; spades
pelles scheppen; schoppen; spades
pique schoppen; schoppenmotief schimpscheut; steek onder water
VerbRelated TranslationsOther Translations
botter schoppen; trappen; trappen geven
donner des coups de pied schoppen; trappen; trappen geven aftrappen
frapper du pied schoppen; trappen; trappen geven stampen; stampvoeten

Related Words for "schoppen":


Synonyms for "schoppen":


Related Definitions for "schoppen":

  1. er een harde stoot met je voet tegen geven1
    • hij schopte de bal in het doel1

Wiktionary Translations for schoppen:

schoppen
verb
  1. een trap geven

Cross Translation:
FromToVia
schoppen botter boot — kick
schoppen botter; kicker kick — strike with or raise the foot or leg
schoppen pique spade — one of the black suits in a deck of cards
schoppen pique spades — suit of playing cards
schoppen pique PikFarbe im französischen Kartenblatt mit einem schwarzen Lindenblatt als Symbol