Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. volmaakt:
  2. volmaken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for volmaakt from Dutch to Spanish

volmaakt:


Translation Matrix for volmaakt:

NounRelated TranslationsOther Translations
ideal grootste streven; hoogste doel; ideaal
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a las mil maravillas ideaal; perfect; volmaakt fantastisch; geweldig; grandioos; groots; magnifiek; schitterend; uitnemend; uitstekend; voortreffelijk
correcto foutloos; perfect; volmaakt beschaafd; chic; correct; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; elegant; esthetisch; fair; fatsoenlijk; gepast; goed; juist; keurig; modieuze verfijning; netjes; netto; onbelast; onberispelijk; onbesproken; onvermengd; onversneden; open; oprecht; ordentelijk; precies; puur; rechtschapen; sec; smaakvol; stijlvol; terdege; verfijnd; wel degelijk; welgemanierd; welopgevoed; zedig; zuiver
escogido ideaal; perfect; volmaakt aanlokkelijk; dierbaar; favoriete; gekozen; geselecteerd; kieskeurig; lekker; lievelings; smakelijk; toegenegen; uitgekozen; uitgezocht; uitverkoren; verkoren; verkozen; verlokkend; waaraan voorkeur is gegeven
ideal ideaal; perfect; volmaakt denkbeeldig; ideëel
perfecto foutloos; ideaal; patent; perfect; uitmuntend; uitstekend; volmaakt; voortreffelijk af; afgedaan; afgelopen; feilloos; foutloos; gaaf; gelikt; gereed; geëindigd; heel; hoogwaardig; intact; klaar; maagdelijk; mieters; onaangeraakt; onaangetast; ongerept; over; perfect; perfekt; picobello; piekfijn; prima; puntgaaf; puur; schitterend; tiptop; tof; uit; van goede kwaliteit; virginaal; voltooid; voorbij; zuiver
sin error foutloos; perfect; volmaakt loepzuiver

Related Words for "volmaakt":

  • volmaaktheid, volmaakter, volmaaktere, volmaaktst, volmaaktste

Wiktionary Translations for volmaakt:

volmaakt
adverb
  1. zonder enig gebrek

Cross Translation:
FromToVia
volmaakt ideal ideal — being perfect
volmaakt perfecto parfait — Qui réunir toutes les qualités, sans nul mélange de défauts.

volmaken:

volmaken verb (volmaak, volmaakt, volmaakte, volmaakten, volmaakt)

  1. volmaken (voltooien; completeren; afronden; )
  2. volmaken (volstorten; vullen; volplempen)

Conjugations for volmaken:

o.t.t.
  1. volmaak
  2. volmaakt
  3. volmaakt
  4. volmaken
  5. volmaken
  6. volmaken
o.v.t.
  1. volmaakte
  2. volmaakte
  3. volmaakte
  4. volmaakten
  5. volmaakten
  6. volmaakten
v.t.t.
  1. heb volmaakt
  2. hebt volmaakt
  3. heeft volmaakt
  4. hebben volmaakt
  5. hebben volmaakt
  6. hebben volmaakt
v.v.t.
  1. had volmaakt
  2. had volmaakt
  3. had volmaakt
  4. hadden volmaakt
  5. hadden volmaakt
  6. hadden volmaakt
o.t.t.t.
  1. zal volmaken
  2. zult volmaken
  3. zal volmaken
  4. zullen volmaken
  5. zullen volmaken
  6. zullen volmaken
o.v.t.t.
  1. zou volmaken
  2. zou volmaken
  3. zou volmaken
  4. zouden volmaken
  5. zouden volmaken
  6. zouden volmaken
diversen
  1. volmaak!
  2. volmaakt!
  3. volmaakt
  4. volmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for volmaken:

NounRelated TranslationsOther Translations
acabar afmaken; afwerken
completar aanvullen
llenar aanplempen; aanvullen; volplempen; volstorten; volstorting
terminar afmaken; afwerken; afwikkelen; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken; zaakafwikkeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
acabar afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aflopen; afsluiten; belanden; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; figureren; geraken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; stoppen; ten einde lopen; terechtkomen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; verzeilen; voltooien
completar afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien aanvullen; afmaken; afsluiten; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; eindigen; ophouden; perfectioneren; stoppen; toevoegen; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltallig maken; voltooien
dar fin a afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
finalizar afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afdoen; afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; gesprek beëindigen; in orde maken; klaren; naar einde toewerken; ophouden; regelen; stoppen; uithebben
llenar volmaken; volplempen; volstorten; vullen beslaan; bijschenken; bijtanken; bijvullen; farceren; opvullen; plomberen; ruimte innemen; volgieten; volgooien; volschenken; volzetten; vullen
rellenar volmaken; volplempen; volstorten; vullen bijschenken; bijtanken; bijvullen; dichtgooien; farceren; invullen; ophogen; opvullen; plomberen; volgieten; volgooien; vullen
terminar afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien afdoen; afkijken; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; erdoor jagen; ermee uitscheiden; in orde maken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; legen; liquideren; naar einde toewerken; ombrengen; opdrinken; opgebruiken; opgeven; ophouden; opkrijgen; opmaken; oproken; perfectioneren; regelen; spieken; staken; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; uitraken; uitscheiden; van kant maken; vermoorden; vervolledigen; vervolmaken; volledig maken; voltooien

Wiktionary Translations for volmaken:


Cross Translation:
FromToVia
volmaken complementar complement — to complete
volmaken llenar; completar compléterrendre complet.

External Machine Translations: