Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. succes:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for succes from Dutch to Spanish

succes:

succes [het ~] nomen

  1. het succes (welslagen; voorspoedigheid)
    el buen éxito; la prosperidad; el éxito
  2. het succes
    el exitoso
  3. het succes (succesnummer; hit; kraker; )
    el éxito; el hit

Translation Matrix for succes:

NounRelated TranslationsOther Translations
buen éxito succes; voorspoedigheid; welslagen
exitoso succes
hit bestseller; hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer aanrijding; botsing; collisie; hit; raakschot; schot in de roos; treffer
prosperidad succes; voorspoedigheid; welslagen heil; voorspoed; welstand; welvaart; welvarendheid; welzijn
éxito bestseller; hit; kasstuk; klapper; kraker; schlager; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer; voorspoedigheid; welslagen arbeidsprestatie; deur; gelukken; heil; hit; huisdeur; lukken; mazzel; meevaller; raakschot; schot in de roos; slagen; successtuk; treffer; voorspoed; welzijn; werkprestatie
ModifierRelated TranslationsOther Translations
exitoso geslaagd; succesvol

Related Words for "succes":

  • successen

Related Definitions for "succes":

  1. gunstige afloop of resultaat1
    • hij heeft de cursus met succes gevolgd1

Wiktionary Translations for succes:

succes
noun
  1. het slagen van een opzet

Cross Translation:
FromToVia
succes vaya con Dios; buena suerte Godspeed — an expression of good will
succes suerte; buena suerte good luck — wish of fortune or encouragement
succes éxito; acierto success — achievement of one's aim or goal
succes resultado; consecuencia; efecto aboutissement — Action d’aboutir.
succes éxito succès — Ce qui arriver à quelqu’un de conforme au but qu’il se proposer dans une affaire, dans une entreprise, dans un travail.

Related Translations for succes