Dutch

Detailed Translations for keur from Dutch to Spanish

keur:

keur [de ~] nomen

  1. de keur (elite)
    la élite
  2. de keur (waarborg)
    la imprenta; la estigma; el sello de garantía
  3. de keur (assortiment; keuze; collectie; sortering)
    la colección; el surtido; la selección; el escogimiento; la elección

Translation Matrix for keur:

NounRelated TranslationsOther Translations
colección assortiment; collectie; keur; keuze; sortering accumulatie; allegaartje; bundel; collectie; compilatie; gedichtenverzameling; groep van twee of meer; hoop; koppel; massa; mengelmoes; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; samenraapsel; schifting; selectie; sortering; sortiment; span; stapel; stel; verzameling
elección assortiment; collectie; keur; keuze; sortering keus; keuze; keuzemogelijkheid; mogelijkheid om te kiezen; optie; selectie; smaak; sortiment; uitverkiezing; uitverkoring; verkiezing; voorkeur; voorliefde
escogimiento assortiment; collectie; keur; keuze; sortering schifting; selectie; sortiment
estigma keur; waarborg brandmerk; brandteken; lakstempel; lakzegel; stigma; wondteken van Christus
imprenta keur; waarborg bedrukking; boekdrukkerij; boekdrukkunst; drukkerij; drukkunst; inktstempel; stempel; zegel
selección assortiment; collectie; keur; keuze; sortering accumulatie; bloemlezing; keuze; massa; mogelijkheid om te kiezen; opeenhoping; ophoping; optie; schifting; selectie; sortering; sortiment; stel; uitsplitsing; uitverkoring; verzameling
sello de garantía keur; waarborg inktstempel; kwaliteitsmerk; stempel; waarmerk; zegel
surtido assortiment; collectie; keur; keuze; sortering sortiment
élite elite; keur
ModifierRelated TranslationsOther Translations
surtido geselecteerd; uitgezocht; verkozen; waaraan voorkeur is gegeven

Related Words for "keur":


Wiktionary Translations for keur:

keur
noun
  1. uitgelezen verscheidenheid

Cross Translation:
FromToVia
keur elección choixaction de choisir.

keuren:

Conjugations for keuren:

o.t.t.
  1. keur
  2. keurt
  3. keurt
  4. keuren
  5. keuren
  6. keuren
o.v.t.
  1. keurde
  2. keurde
  3. keurde
  4. keurden
  5. keurden
  6. keurden
v.t.t.
  1. heb gekeurd
  2. hebt gekeurd
  3. heeft gekeurd
  4. hebben gekeurd
  5. hebben gekeurd
  6. hebben gekeurd
v.v.t.
  1. had gekeurd
  2. had gekeurd
  3. had gekeurd
  4. hadden gekeurd
  5. hadden gekeurd
  6. hadden gekeurd
o.t.t.t.
  1. zal keuren
  2. zult keuren
  3. zal keuren
  4. zullen keuren
  5. zullen keuren
  6. zullen keuren
o.v.t.t.
  1. zou keuren
  2. zou keuren
  3. zou keuren
  4. zouden keuren
  5. zouden keuren
  6. zouden keuren
en verder
  1. ben gekeurd
  2. bent gekeurd
  3. is gekeurd
  4. zijn gekeurd
  5. zijn gekeurd
  6. zijn gekeurd
diversen
  1. keur!
  2. keurt!
  3. gekeurd
  4. keurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

keuren [het ~] nomen

  1. het keuren (medische keuring)
    el reconocimiento

Translation Matrix for keuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
buscar afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
controlar controleren
mirar aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken; kijken
probar aan proberen; keurend bekijken; monsteren; passen; proefdraaien
reconocimiento keuren; medische keuring dankbaarheid; danken; erkenning; erkentelijkheid; erkentenis; exploratie; herkenbaarheid; herkennen; thuisbrengen; toegeving; verkenning; waarnemen
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
aquilatar beproeven; keuren; onderzoeken; testen
buscar beproeven; keuren; onderzoeken; testen aankopen; aanschaffen; afhalen en meenemen; afzoeken; halen; iets opzoeken; kopen; naslaan; nazoeken; ophalen; oppikken; opsnuffelen; opzoeken; pakken; tegemoetzien; uitkijken naar; uitvissen; verkrijgen; verwachten; verwerven; vinden; vooruitzien; zien te vinden; zoeken
catar beproeven; keuren; onderzoeken; testen langzaam drinken; nippen; voorproeven
comprobar beproeven; keuren; onderzoeken; testen aantonen; afwegen; bepalen; bewijzen; checken; constateren; controleren; determineren; diepte bepalen; doorvorsen; examineren; inschatten; kalibreren; meten; nagaan; nakijken; narekenen; naspeuren; nasporen; natellen; natrekken; onderzoeken; opmeten; overhoren; peilen; schatten; staven; testen; toetsen; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
contestar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen antwoorden; beantwoorden; reageren; responderen
controlar beproeven; keuren; onderzoeken; testen bedaren; bedwingen; beheersen; bekijken; beteugelen; bewaken; bezichtigen; controleren; doorvorsen; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; intomen; leerstof beheersen; matigen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onder de knie hebben; onderzoeken; opletten; surveilleren; toezicht houden; toezien
corregir beproeven; keuren; onderzoeken; testen beteren; bijwerken; corrigeren; fiksen; goedmaken; heroveren; herstellen; hervinden; herzien; maken; rechtstrijken; rechtzetten; rectificeren; renoveren; repareren; restaureren; terugvinden; verbeteren; vernieuwen
ensayar beproeven; keuren; onderzoeken; testen herhalen; oefenen; repeteren
examinar beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; schouwen; testen aankijken; aftasten; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bevoelen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
grabar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aantekenen; absorberen; branden; etsen; graveren; griffelen; griffen; groeven; ingraveren; inkerven; insnijden; met een stift inkrassen; opnemen; opslorpen; opslurpen; restaureren; verzet aantekenen
inspeccionar beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; schouwen; testen aankijken; bekijken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; fouilleren; gadeslaan; inspecteren; kijken; overzien; schouwen; toeschouwen; visiteren
mirar beproeven; keuren; onderzoeken; testen aankijken; aanschouwen; bekijken; blikken; blikken werpen; gadeslaan; gewaarworden; in de gaten houden; in het oog houden; kijken; koekeloeren; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; schouwen; speurend kijken; staren; te zien krijgen; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; waarnemen; zien
pasar revista a beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; onderzoeken; schouwen; testen bekijken; bezichtigen; inspecteren
probar beproeven; keuren; onderzoeken; proberen; proeven; testen beproeven; op de proef stellen; proeven; smaken; testen; toetsen; uitproberen; uittesten; waarmaken
prosperar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen bloeien; floreren; goed lopen; hernieuwen; herstellen; ontplooien; opbloeien; opfleuren; renoveren; restaureren; tot bloei komen; tot hoogconjunctuur komen; tot volle wasdom komen; verbeteren; vernieuwen
reconocer controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen afgeven; aftasten; beamen; beseffen; bevestigen; doorvorsen; doorzien; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; gunnen; herkennen; hernieuwen; identificeren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inleveren; inzien; nageven; nieuw leven inblazen; onderkennen; onderschrijven; ondervragen; onderzoeken; overhandigen; overhoren; realiseren; restaureren; staven; toebedelen; toekennen; toewijzen; uithoren; uitvragen; vereenzelvigen; verhoren; verkennen
repasar beproeven; keuren; onderzoeken; testen bekijken; bezichtigen; doorgeven; doorlezen; doornemen; doorspelen; doorvertellen; echoën; herhalen; inspecteren; nabouwen; nalezen; napraten; nazeggen; oefenen; opnieuw lezen; overlezen; repeteren; rondbrieven; rondvertellen
revisar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen controleren; hervormen; herzien; reformeren; reviseren
rodar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen dolen; doorrollen; draaien; filmen; keren; kolken; omwenden; omzwerven; ronddraaien; ronddwalen; rondtollen; taxiën; tollen; waren; wenden; zwenken; zwerven
someter a prueba beproeven; keuren; onderzoeken; testen beproeven; examineren; op de proef stellen; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen
tomar controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; consumeren; dineren; doorslikken; eten; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; ketenen; kluisteren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; verbruiken; vreten; zwelgen
verificar beproeven; keuren; onderzoeken; testen bekijken; bezichtigen; checken; controleren; doorvorsen; inspecteren; nagaan; narekenen; natellen; natrekken; verifiëren
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
examinar bladeren; browsen; zoeken

Related Words for "keuren":


Wiktionary Translations for keuren:

keuren
verb
  1. zich een oordeel vormen over de waarde of deugdelijkheid van iets

Cross Translation:
FromToVia
keuren examinar prüfen — (transitiv) feststellen, inwiefern einer Bedingung genügt wird
keuren censurar censurer — Traductions à trier suivant le sens
keuren criticar critiquer — péjoratif|fr Faire des reproches, faire ressortir uniquement les défauts.
keuren llevar; reprender reprendre — Prendre de nouveau. (Sens général)

External Machine Translations: