Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. afwikkelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afwikkelen from Dutch to Spanish

afwikkelen:

afwikkelen [znw.] nomen

  1. afwikkelen (zaakafwikkeling)
    el terminar

Translation Matrix for afwikkelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
terminar afwikkelen; zaakafwikkeling afmaken; afwerken; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken
VerbRelated TranslationsOther Translations
terminar afdoen; afkijken; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; erdoor jagen; ermee uitscheiden; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; legen; liquideren; naar einde toewerken; ombrengen; opdrinken; opgebruiken; opgeven; ophouden; opkrijgen; opmaken; oproken; perfectioneren; regelen; spieken; staken; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; uitdrinken; uithebben; uitkrijgen; uitraken; uitscheiden; van kant maken; vermoorden; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien

Wiktionary Translations for afwikkelen:


Cross Translation:
FromToVia
afwikkelen desenvolver; desarrollar développerdégager une chose de ce qui l’envelopper.
afwikkelen explicar; desenvolver; aclarar; desarrollar expliquerrendre clair.
afwikkelen liquidar liquider — Régler définitivement une affaire en cours
afwikkelen anular; contramandar; liquidar; eliminar; exterminar supprimer — Traductions à trier suivant le sens
afwikkelen extender; estirar; desenvolver; tender étendre — Traductions à trier suivant le sens