Summary


Dutch

Detailed Translations for geluid from Dutch to Spanish

geluid:

geluid [het ~] nomen

  1. het geluid (rumoer)
    – wat je kunt horen 1
    la ballanga; el jaleo; el escándalo; el estruendo; el rumor; el tumulto; el alboroto

Translation Matrix for geluid:

NounRelated TranslationsOther Translations
alboroto geluid; rumoer beroering; burengerucht; burenoverlast; deining; drukte; gebrul; gebulder; gedrang; gedruis; geharrewar; gekrijs; geraas; geschreeuw; heibel; heksenketel; lawaai; leven; misbaar; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; ordeverstoring; pandemonium; rel; rumoer; rustverstoring; schommeling; sensatie; stampei; stennis; tamtam; toeloop; toevloed; tumult; verwarring; volksoproer; vuistgevecht; wiegeling; zeegang
ballanga geluid; rumoer
escándalo geluid; rumoer luidruchtigheid; schandaal; schandaaltje; schandaleuze daad; soepzootje; stampei; stennis; tamtam
estruendo geluid; rumoer afstorten; gebrul; gebulder; gedreun; gedruis; gekrijs; geloei; geraas; geschreeuw; herrie; kabaal; lawaai; leven; loeien van de wind; neerstorten; ontlading; plotselinge uitbarsting; rumoer; spektakel; tumult
jaleo geluid; rumoer drukte; gedoe; gedram; gedrang; geharrewar; getob; gezanik; gezeur; hinder; last; moeite; omhaal; overlast; rommelig gedoe; soesa; toeloop; toevloed
rumor geluid; rumoer achterklap; geroddel; gerucht; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; luidruchtigheid; mare; officieus bericht; roddel; roddelpraat; vals gerucht; zwartmaken
tumulto geluid; rumoer chaos; gedruis; geharrewar; heksenketel; herrie; kabaal; keet; lawaai; leven; luidruchtigheid; oproer; opstand; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; regelloosheid; rel; rumoer; spektakel; stennis; stoornis; tumult; verstoring; volksoproer; vuistgevecht; wanorde; wanordelijkheid; zootje

Related Words for "geluid":

  • geluidje, geluidjes

Related Definitions for "geluid":

  1. wat je kunt horen1
    • plotseling klonk er een geluid in het stille bos1

Wiktionary Translations for geluid:

geluid
noun
  1. trillingen in de lucht of andere substantie die door het oor waargenomen kunnen worden

Cross Translation:
FromToVia
geluid ruido noise — various sounds, usually unwanted
geluid sonido; son sound — sensation perceived by the ear
geluid sonido son — Quelque chose que l’on peut écouter, entendre.

luiden:

luiden verb (luid, luidt, luidde, luidden, geluid)

  1. luiden (beieren)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    sonar
  2. luiden (klank voortbrengen; klinken)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    sonar; repicar
  3. luiden (bonzen)
  4. luiden (klokluiden)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1

Conjugations for luiden:

o.t.t.
  1. luid
  2. luidt
  3. luidt
  4. luiden
  5. luiden
  6. luiden
o.v.t.
  1. luidde
  2. luidde
  3. luidde
  4. luidden
  5. luidden
  6. luidden
v.t.t.
  1. heb geluid
  2. hebt geluid
  3. heeft geluid
  4. hebben geluid
  5. hebben geluid
  6. hebben geluid
v.v.t.
  1. had geluid
  2. had geluid
  3. had geluid
  4. hadden geluid
  5. hadden geluid
  6. hadden geluid
o.t.t.t.
  1. zal luiden
  2. zult luiden
  3. zal luiden
  4. zullen luiden
  5. zullen luiden
  6. zullen luiden
o.v.t.t.
  1. zou luiden
  2. zou luiden
  3. zou luiden
  4. zouden luiden
  5. zouden luiden
  6. zouden luiden
diversen
  1. luid!
  2. luidt!
  3. geluid
  4. luidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for luiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
golpear bekloppen
llamar a la puerta aanbellen; aankloppen; bellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
campanear klokluiden; luiden
golpear bonzen; luiden aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kletteren; kloppen; meppen; raken; rammelen; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; tikken; timmeren; treffen
llamar a la puerta bonzen; luiden aanbellen; bellen
palpitar con fuerza bonzen; luiden
repicar klank voortbrengen; klinken; luiden kletteren; klingelen; rammelen; rinkelen; tingelen; tinkelen
sonar beieren; klank voortbrengen; klinken; luiden bellen; doorklinken; echoën; galmen; geluid maken; kletteren; klingelen; met krachtige stem zingen; naklinken; overgaan; rammelen; rinkelen; schallen; tingelen; tinkelen; weerklinken; weerschallen

Related Definitions for "luiden":

  1. een helder klinkend geluid laten horen1
    • de klok luidt1
  2. zijn of klinken1
    • zijn antwoord luidt positief1

Wiktionary Translations for luiden:

luiden
verb
  1. doen klinken, gewoonlijk van een bel

Cross Translation:
FromToVia
luiden sonar ring — to make produce sound
luiden decir say — to pronounce
luiden tocar toll — to make the noise of a bell
luiden sonar; llamar; tocar la campanilla; tocar sonnerrendre un son.
luiden tintinar; tintinear tinterfaire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.

Related Translations for geluid