Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. compenseren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for compenseren from Dutch to Spanish

compenseren:

compenseren verb (compenseer, compenseert, compenseerde, compenseerden, gecompenseerd)

  1. compenseren (vergoeden; goedmaken)

Conjugations for compenseren:

o.t.t.
  1. compenseer
  2. compenseert
  3. compenseert
  4. compenseren
  5. compenseren
  6. compenseren
o.v.t.
  1. compenseerde
  2. compenseerde
  3. compenseerde
  4. compenseerden
  5. compenseerden
  6. compenseerden
v.t.t.
  1. heb gecompenseerd
  2. hebt gecompenseerd
  3. heeft gecompenseerd
  4. hebben gecompenseerd
  5. hebben gecompenseerd
  6. hebben gecompenseerd
v.v.t.
  1. had gecompenseerd
  2. had gecompenseerd
  3. had gecompenseerd
  4. hadden gecompenseerd
  5. hadden gecompenseerd
  6. hadden gecompenseerd
o.t.t.t.
  1. zal compenseren
  2. zult compenseren
  3. zal compenseren
  4. zullen compenseren
  5. zullen compenseren
  6. zullen compenseren
o.v.t.t.
  1. zou compenseren
  2. zou compenseren
  3. zou compenseren
  4. zouden compenseren
  5. zouden compenseren
  6. zouden compenseren
en verder
  1. ben gecompenseerd
  2. bent gecompenseerd
  3. is gecompenseerd
  4. zijn gecompenseerd
  5. zijn gecompenseerd
  6. zijn gecompenseerd
diversen
  1. compenseer!
  2. compenseert!
  3. gecompenseerd
  4. compenserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

compenseren [znw.] nomen

  1. compenseren (vergoeden)
    la compensación; el arreglo

Translation Matrix for compenseren:

NounRelated TranslationsOther Translations
arreglo compenseren; vergoeden aanpassing; afrekenen; afrekening; afspraak; akkoord; arrangement; bijstelling; goedmaken; herbouwing; herstel; herstelling; herstelwerk; overeenkomst; regelgeving; regeling; regularisatie; reparatie; restauratie; restitueren; schikking; vereffening; vergelijk; vergoeden; verrekening
compensación compenseren; vergoeden arbeidsloon; bezoldiging; compensatie; contraprestatie; gage; herstelbetaling; honorarium; indemnisatie; indemniteit; loon; salaris; schade-uitkering; schadeloosstelling; schadevergoeding; soldij; subsidie; tegemoetkoming; tegen prestatie opwegende actie; tegendienst; tegenprestatie; tevredenstelling; toelage; traktement; uitbetalingen bij schade; verdienste; vergoeding; wedde; wederdienst
VerbRelated TranslationsOther Translations
compensar compenseren; goedmaken; vergoeden belonen; betalen; bezoldigen; bijspijkeren; goedmaken; honoreren; inhalen; opwegen; salariëren; verrekenen
recompensar compenseren; goedmaken; vergoeden afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; dokken; honoreren; lonen; salariëren
remunerar compenseren; goedmaken; vergoeden aanzuiveren; afrekenen; belonen; betalen; bezoldigen; dokken; genoegdoen; honoreren; lonen; nabetalen; salariëren
resarcir de compenseren; goedmaken; vergoeden

Wiktionary Translations for compenseren:

compenseren
verb
  1. iets goed (proberen te) maken, terug in balans brengen

Cross Translation:
FromToVia
compenseren compensar compenserdédommager une perte par un avantage considéré comme équivalent.