Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. gesprek:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gesprek from Dutch to Spanish

gesprek:

gesprek [het ~] nomen

  1. het gesprek (conversatie)
    la conversación; la charla; el diálogo; la discusión
  2. het gesprek (mondeling onderhoud)
    la charla; la conversación; la discusión
  3. het gesprek (samenspraak; onderhoud)
    el entretenimiento; el diálogo; el mantenimiento
  4. het gesprek (discussie)
    la disputa; la discusión
  5. het gesprek
    la conversación

Translation Matrix for gesprek:

NounRelated TranslationsOther Translations
charla conversatie; gesprek; mondeling onderhoud achterklap; babbeltje; besteller; bezorger; bode; brievenbesteller; causerie; dialoog; gebabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekout; gekwebbel; gepraat; geroddel; inleiding; interview; introductie; klap; klets; kout; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; postbode; praat; praatje; praatjes; prietpraat; proloog; roddel; roddelpraat; roddels; samenspraak; stof tot gepraat; tweegesprek; tweespraak; voorbericht; voorwoord; vraaggesprek; zwartmaken
conversación conversatie; gesprek; mondeling onderhoud babbeltje; causerie; dialoog; gebabbel; interview; lezing; praat; praatje; samenspraak; spreekbeurt; tweegesprek; tweespraak; vraaggesprek
discusión conversatie; discussie; gesprek; mondeling onderhoud argument; bespreken; debat; discussie; dispuut; gebakkelei; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gedonderjaag; gehakketak; geharrewar; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geravot; geruzie; geschil; gestoei; reactie op; redestrijd; redetwist; ruzie; spreken over; stoeierij; stoeipartij; twist; twistgesprek; verenigingsdispuut; woordenstrijd; woordenwisseling
disputa discussie; gesprek argument; debat; discussie; dispuut; drukte; feit; gebakkelei; gebeurtenis; gedachtenverandering; gedachtewisseling; gehakketak; gekibbel; gekif; gekijf; gekrakeel; geruzie; geschil; handgemeen; heisa; incident; krakeel; kwestie; onenigheid; probleem; redestrijd; redetwist; ruzie; schermutseling; twist; twistgesprek; voorval; vraagstuk; woordenstrijd; woordenwisseling
diálogo conversatie; gesprek; onderhoud; samenspraak dialoog; samenspraak; tweegesprek; tweespraak
entretenimiento gesprek; onderhoud; samenspraak amusement; amuseren; elektrische ontlading; entertainment; interview; liefhebberij; ondersteuning; ontlading; speelkwartier; steun; support; tijdverdrijf; vermaak; vermakelijkheid; vermaken; verstrooiing; vertier; vraaggesprek
mantenimiento gesprek; onderhoud; samenspraak behoud; conservatie; handhaving; in goede staat houden; instandhouding; interview; onderhoud; ondersteuning; status; steun; support; verzorging; vraaggesprek

Related Words for "gesprek":

  • gesprekken, gesprekje, gesprekjes

Related Definitions for "gesprek":

  1. het met elkaar praten1
    • wij voerden een goed gesprek1

Wiktionary Translations for gesprek:

gesprek
noun
  1. een mondelinge conversatie waarbij informatie uitgewisseld wordt

Cross Translation:
FromToVia
gesprek conversación conversation — talking
gesprek conversación talk — conversation
gesprek charla; conversación Gesprächmündliche Kommunikation zwischen zwei oder mehreren Menschen
gesprek conversación conversationentretien plus ou moins familier.

Related Translations for gesprek