Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. doorvoeren:
  2. doorvaren:
  3. doorvoer:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for doorvoeren from Dutch to Spanish

doorvoeren:

doorvoeren verb (voer door, voert door, voerde door, voerden door, doorgevoerd)

  1. doorvoeren

Conjugations for doorvoeren:

o.t.t.
  1. voer door
  2. voert door
  3. voert door
  4. voeren door
  5. voeren door
  6. voeren door
o.v.t.
  1. voerde door
  2. voerde door
  3. voerde door
  4. voerden door
  5. voerden door
  6. voerden door
v.t.t.
  1. heb doorgevoerd
  2. hebt doorgevoerd
  3. heeft doorgevoerd
  4. hebben doorgevoerd
  5. hebben doorgevoerd
  6. hebben doorgevoerd
v.v.t.
  1. had doorgevoerd
  2. had doorgevoerd
  3. had doorgevoerd
  4. hadden doorgevoerd
  5. hadden doorgevoerd
  6. hadden doorgevoerd
o.t.t.t.
  1. zal doorvoeren
  2. zult doorvoeren
  3. zal doorvoeren
  4. zullen doorvoeren
  5. zullen doorvoeren
  6. zullen doorvoeren
o.v.t.t.
  1. zou doorvoeren
  2. zou doorvoeren
  3. zou doorvoeren
  4. zouden doorvoeren
  5. zouden doorvoeren
  6. zouden doorvoeren
en verder
  1. is doorgevoerd
  2. zijn doorgevoerd
diversen
  1. voer door!
  2. voert door!
  3. doorgevoerd
  4. doorvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorvoeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pasar en tránsito doorvoeren
poner en práctica doorvoeren erdoor brengen

Related Words for "doorvoeren":


Wiktionary Translations for doorvoeren:


Cross Translation:
FromToVia
doorvoeren aplicar appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
doorvoeren practicar; emplear; aplicar pratiquerTraductions à trier suivant le sens.
doorvoeren realizar; efectivar; cumplir; llevar a cabo; ejecutar réaliser — construire

doorvoeren form of doorvaren:

doorvaren verb (vaar door, vaart door, voer door, voeren door, doorgevaard)

  1. doorvaren

Conjugations for doorvaren:

o.t.t.
  1. vaar door
  2. vaart door
  3. vaart door
  4. varen door
  5. varen door
  6. varen door
o.v.t.
  1. voer door
  2. voer door
  3. voer door
  4. voeren door
  5. voeren door
  6. voeren door
v.t.t.
  1. ben doorgevaard
  2. bent doorgevaard
  3. is doorgevaard
  4. zijn doorgevaard
  5. zijn doorgevaard
  6. zijn doorgevaard
v.v.t.
  1. was doorgevaard
  2. was doorgevaard
  3. was doorgevaard
  4. waren doorgevaard
  5. waren doorgevaard
  6. waren doorgevaard
o.t.t.t.
  1. zal doorvaren
  2. zult doorvaren
  3. zal doorvaren
  4. zullen doorvaren
  5. zullen doorvaren
  6. zullen doorvaren
o.v.t.t.
  1. zou doorvaren
  2. zou doorvaren
  3. zou doorvaren
  4. zouden doorvaren
  5. zouden doorvaren
  6. zouden doorvaren
diversen
  1. vaar door!
  2. vaart door!
  3. doorgevaard
  4. doorvarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorvaren:

NounRelated TranslationsOther Translations
atravesar overlopen; oversteken
VerbRelated TranslationsOther Translations
atravesar doorvaren doorbreken; doorhakken; doorheen reizen; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; dwars oversteken; in tweeën houwen; klieven; kloven; overgaan; oversteken; reizen door
ModifierRelated TranslationsOther Translations
atravesar overspannen; overwerkt

doorvoer:

doorvoer [de ~ (m)] nomen

  1. de doorvoer (transito)
    el tránsito
  2. de doorvoer
    el rendimiento

Translation Matrix for doorvoer:

NounRelated TranslationsOther Translations
rendimiento doorvoer aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; arbeidsprestatie; baat; boodschap; gewin; hoogte van produktie; koop; nut; nuttig effect; nuttigheid; oogst; opbrengst; prestatie; product; productiviteit; profijt; rendement; uitkomst; utiliteit; voortbrengsel; waarde; werkprestatie; winst
tránsito doorvoer; transito doorreis; doorrit; doortocht; doorvaart

Related Words for "doorvoer":


Wiktionary Translations for doorvoer:

doorvoer
noun
  1. het doorvoeren