Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zitwerk:


Dutch

Detailed Translations for zitwerk from Dutch to English

zitwerk:

zitwerk [znw.] nomen

  1. zitwerk (bibs; kont; achterwerk; )
    the buttocks
    – the fleshy part of the human body that you sit on 1
    the ass; the bottom; the bum; the behind; the backside; the rump; the rear; the fanny
    the arse
    – vulgar slang for anus 1
    • arse [the ~] nomen, engelsk

Translation Matrix for zitwerk:

NounRelated TranslationsOther Translations
arse achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk aars; anus; gat
ass achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk achterlijke; ezel; gek; geschifte; idioot; waanzinnige; zwakzinnige
backside achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk schaduwkant; staartstuk; stuit
behind achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk
bottom achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk bodem; grond; ondereinde; onderkant; onderzijde; vloer
bum achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk
buttocks achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk
fanny achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk
rear achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk aankweken; doen voorttelen; fokken
rump achterste; achterwerk; bibs; billen; kont; zitvlak; zitwerk staartstuk; stuit
VerbRelated TranslationsOther Translations
rear fokken; grootbrengen; kweken; opfokken; opvoeden; vormen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
behind achter; achteraan; achterna; daarachter; erachter; hierachter; later dan; na; nadat