Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. vlerk:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vlerk from Dutch to English

vlerk:

vlerk [de ~ (m)] nomen

  1. de vlerk (vleugel; wiek)
    the wing
    • wing [the ~] nomen
  2. de vlerk (schoffie; vlegel)
    the brat; the rascal

Translation Matrix for vlerk:

NounRelated TranslationsOther Translations
brat schoffie; vlegel; vlerk blaag; schoftje; snotaap; snotneus
rascal schoffie; vlegel; vlerk bengel; boef; boefje; deugniet; donderstraal; fielt; guit; jongen; kwajongen; mispunt; naarling; olijkerd; ondeugd; paljas; rakker; rekel; rotzak; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schooiers; schurk; sloebers; smeerlap; smiecht; smiek; snaak; spitsboef; stinkerd; stouterd; vlegel
wing vlerk; vleugel; wiek flank; vleugel van een gebouw; zijde; zijde van een schip; zijkant

Related Words for "vlerk":

  • vlerken

Wiktionary Translations for vlerk:

vlerk
noun
  1. clumsy, stupid person
  2. mean fellow
  3. part of an animal

External Machine Translations: