Dutch
Detailed Translations for uitvaren tegen from Dutch to English
uitvaren tegen:
uitvaren tegen verb (vaar uit tegen, vaart uit tegen, voer uit tegen, voeren uit tegen, uitgevaren tegen)
-
uitvaren tegen
Conjugations for uitvaren tegen:
o.t.t.
- vaar uit tegen
- vaart uit tegen
- vaart uit tegen
- varen uit tegen
- varen uit tegen
- varen uit tegen
o.v.t.
- voer uit tegen
- voer uit tegen
- voer uit tegen
- voeren uit tegen
- voeren uit tegen
- voeren uit tegen
v.t.t.
- ben uitgevaren tegen
- bent uitgevaren tegen
- is uitgevaren tegen
- zijn uitgevaren tegen
- zijn uitgevaren tegen
- zijn uitgevaren tegen
v.v.t.
- was uitgevaren tegen
- was uitgevaren tegen
- was uitgevaren tegen
- waren uitgevaren tegen
- waren uitgevaren tegen
- waren uitgevaren tegen
o.t.t.t.
- zal uitvaren tegen
- zult uitvaren tegen
- zal uitvaren tegen
- zullen uitvaren tegen
- zullen uitvaren tegen
- zullen uitvaren tegen
o.v.t.t.
- zou uitvaren tegen
- zou uitvaren tegen
- zou uitvaren tegen
- zouden uitvaren tegen
- zouden uitvaren tegen
- zouden uitvaren tegen
diversen
- vaar uit tegen!
- vaart uit tegen!
- uitgevaren tegen
- uitvarend tegen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitvaren tegen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
yell | gil; kreet; leus; roep; schreeuw; strijdkreet; uitroep; yell | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bawl | uitvaren tegen | blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; fulmineren; razen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; vuilbekken |
let someone have it | uitvaren tegen | fulmineren; razen; tekeergaan; tieren; vuilbekken |
yell | uitvaren tegen | blaffen; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; krijsen; razen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; vuilbekken |