Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitlopers:


Dutch

Detailed Translations for uitlopers from Dutch to English

uitlopers:

uitlopers [de ~] nomen, plural

  1. de uitlopers (nieuwe twijgen; knoppen; scheuten)
    the sprigs; the twigs

Translation Matrix for uitlopers:

NounRelated TranslationsOther Translations
sprigs knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers rijshout; scheuten; schoten; spruiten; stekken
twigs knoppen; nieuwe twijgen; scheuten; uitlopers rijshout