Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. temperament:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for temperament from Dutch to English

temperament:

temperament [het ~] nomen

  1. het temperament (vurigheid)
    the temperament; the temper; the liveliness; the vivacity; the disposition; the proclivity; the nature; the rush; the excitement; the inclination
  2. het temperament (inborst; gemoedsgesteldheid; gemoedsaard)
    the disposition; the inclination; the nature

Translation Matrix for temperament:

NounRelated TranslationsOther Translations
disposition gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; inborst; temperament; vurigheid aard; arrangement; confessie; geaardheid; geloof; geloofsovertuiging; gemoed; gezindheid; gezindte; inborst; indeling; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; opstelling; ordening; overtuiging; rangschikking; schikking; vaststaande mening
excitement temperament; vurigheid gevoel; jubelkreten; jubels; opgetogenheid; opgewondenheid; opwinding; seksuele geprikkeldheid; sentiment; vreugdekreten; vreugdeschreeuwen
inclination gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; inborst; temperament; vurigheid confessie; declinatie; flauwe helling; geloof; geloofsovertuiging; genegenheid; geneigdheid; gezindheid; gezindte; glooiing; glooiingshoek; hang; inclinatie; neiging; overtuiging; strekking; tendens; vaststaande mening
liveliness temperament; vurigheid beweeglijkheid; drukte; levendigheid; ongedurigheid; opgewektheid; vrolijkheid
nature gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; inborst; temperament; vurigheid aard; geaardheid; inborst; karakter; natuur
proclivity temperament; vurigheid
rush temperament; vurigheid aanval; attaque; bestorming; drukte; gedrang; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; teveel aan bezigheden; toeloop; toevloed
temper temperament; vurigheid bui; driftbui; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; stemming; woedeaanval
temperament temperament; vurigheid
vivacity temperament; vurigheid drukte; levendigheid; opgewektheid; vrolijkheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
rush draven; haasten; hard rennen; hollen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; pezen; reppen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
rush rieten

Related Words for "temperament":

  • temperamenten

Wiktionary Translations for temperament:

temperament
noun
  1. good temperament and character
  2. a person's normal manner of thinking, behaving or reacting
  3. a tendency to become irritable or angry
  4. the altering of certain intervals from their correct values in order to improve the moving from key to key