Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. tegenvaller:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for tegenvaller:
    • setback, bummer


Dutch

Detailed Translations for tegenvaller from Dutch to English

tegenvaller:

tegenvaller [de ~ (m)] nomen

  1. de tegenvaller (teleurstelling; fiasco; misrekening; )
    the disappointment; the mishap; the comedown; the blow; the letdown

Translation Matrix for tegenvaller:

NounRelated TranslationsOther Translations
blow fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; stoot; stootje; tik; toegebrachte klap; zet
comedown fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
disappointment fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag desillusie; ontgoocheling; teleurstelling
letdown fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
mishap fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
VerbRelated TranslationsOther Translations
blow 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen

Related Words for "tegenvaller":

  • tegenvallers, tegenvallertje, tegenvallertjes

Wiktionary Translations for tegenvaller:

tegenvaller
noun
  1. tegenslag
tegenvaller
noun
  1. minor setback
  2. circumstance