Dutch

Detailed Translations for supplement from Dutch to English

supplement:

supplement [het ~] nomen

  1. het supplement (addendum; toevoeging; appendix; )
    the addition; the appendix; the addendum; the supplement; the affix; the appendage; the extra
  2. het supplement (suppletie; aanvulling)
    the completion; the replenishment; the supplement; the fill up; the new supply

Translation Matrix for supplement:

NounRelated TranslationsOther Translations
addendum aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; supplement; toevoeging; toevoegsel addendum
addition aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; supplement; toevoeging; toevoegsel aanbouw; aangroeiing; aanvoeging; aanwas; bijmenging; bijtelling; bijvoeging; optelling; samentelling; som; toevoeging; toevoegsel; uitbouw; uitbreiding; vermeerdering
affix aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; supplement; toevoeging; toevoegsel
appendage aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; supplement; toevoeging; toevoegsel
appendix aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; supplement; toevoeging; toevoegsel aanvulling; additie; bijlage; blinde darm; meezending; toelichting
completion aanvulling; supplement; suppletie afbouw; afdoening; afhandeling; afronding; afwerking; completering; volbrenging; voltooiing
extra aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; supplement; toevoeging; toevoegsel figurant; figurante; toegift; voordeel
fill up aanvulling; supplement; suppletie completering; voltooiing
new supply aanvulling; supplement; suppletie
replenishment aanvulling; supplement; suppletie bijvulling
supplement aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bijvoegsel; supplement; suppletie; toevoeging; toevoegsel aanvulling; additie; bijlage; meezending; toelichting
VerbRelated TranslationsOther Translations
affix bevestigen; ergens aan bevestigen; hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastmaken; vastnaaien; vastplakken; vastzetten
fill up aanvullen; bijschenken; bijtanken; bijvullen; completeren; dichtgooien; gaten dichten; opvullen; stoppen; tanken; toevoegen; vol maken; volmaken; volplempen; volstorten; voltallig maken; vullen
supplement supplementeren
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
extra aanvullend; extra; meer
ModifierRelated TranslationsOther Translations
extra extra; toegevoegd

Related Words for "supplement":


Wiktionary Translations for supplement:

supplement
noun
  1. iets dat als aanvulling toegevoegd wordt

Cross Translation:
FromToVia
supplement appendage; appendix; addition; adjunct; supplement; accessory; side-issue; appurtenance appendice — Ce qui semble appendre, ajouter à une autre chose. On trouve plus rarement son synonyme : appendage.
supplement supplement; adjunct supplémentajout à quelque chose.