Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. spriet:


Dutch

Detailed Translations for spriet from Dutch to English

spriet:

spriet [de ~ (m)] nomen

  1. de spriet (voelspriet; antenne; voelhoren)
    the antenna; the whip aerial; the feeler; the blade; the stem
  2. de spriet
    the blade; the blade of grass
    – especially a leaf of grass or the broad portion of a leaf as distinct from the petiole 1

Translation Matrix for spriet:

NounRelated TranslationsOther Translations
antenna antenne; spriet; voelhoren; voelspriet
blade antenne; spriet; voelhoren; voelspriet blad van een roeispaan; kling; kling van een zwaard; lemmet
blade of grass spriet grashalm; grasspriet
feeler antenne; spriet; voelhoren; voelspriet taster; voeler
stem antenne; spriet; voelhoren; voelspriet boeg; etymon; halm; handvat in de vorm van stok; stam; stamvorm; stamwoord; steel; steven; voorsteven
whip aerial antenne; spriet; voelhoren; voelspriet
VerbRelated TranslationsOther Translations
stem dwarsbomen; dwarsliggen; halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen

Related Words for "spriet":

  • sprieten, sprietje, sprietjes