Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ren:
  2. rennen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ren from Dutch to English

ren:

ren [de ~ (m)] nomen

  1. de ren (hoenderhok; kippenhok; hoenderkooi; pluimveehok)
    the hencoop; the henhouse; the poultry house; the hennery

Translation Matrix for ren:

NounRelated TranslationsOther Translations
hencoop hoenderhok; hoenderkooi; kippenhok; pluimveehok; ren
henhouse hoenderhok; hoenderkooi; kippenhok; pluimveehok; ren kippenhok; kippenloop; kippenren
hennery hoenderhok; hoenderkooi; kippenhok; pluimveehok; ren
poultry house hoenderhok; hoenderkooi; kippenhok; pluimveehok; ren

Related Words for "ren":


Wiktionary Translations for ren:

ren
verb
  1. een kippenverblijf
  2. een snelheidsproef op de weg of in het terrein
ren
noun
  1. enclosed area for animals

rennen:

rennen verb (ren, rent, rende, renden, gerend)

  1. rennen (hardlopen)
    to run
    – the act of running; traveling on foot at a fast pace 1
    • run verb (runs, ran, running)
      • he broke into a run1
      • his daily run keeps him fit1
    to sprint; to race
    • sprint verb (sprints, sprinted, sprinting)
    • race verb (races, raced, racing)
  2. rennen (racen; hollen)
    to run; to scamper; to race
    • run verb (runs, ran, running)
    • scamper verb (scampers, scampered, scampering)
    • race verb (races, raced, racing)

Conjugations for rennen:

o.t.t.
  1. ren
  2. rent
  3. rent
  4. rennen
  5. rennen
  6. rennen
o.v.t.
  1. rende
  2. rende
  3. rende
  4. renden
  5. renden
  6. renden
v.t.t.
  1. ben gerend
  2. bent gerend
  3. is gerend
  4. zijn gerend
  5. zijn gerend
  6. zijn gerend
v.v.t.
  1. was gerend
  2. was gerend
  3. was gerend
  4. waren gerend
  5. waren gerend
  6. waren gerend
o.t.t.t.
  1. zal rennen
  2. zult rennen
  3. zal rennen
  4. zullen rennen
  5. zullen rennen
  6. zullen rennen
o.v.t.t.
  1. zou rennen
  2. zou rennen
  3. zou rennen
  4. zouden rennen
  5. zouden rennen
  6. zouden rennen
diversen
  1. ren!
  2. rent!
  3. gerend
  4. rennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

rennen [het ~] nomen

  1. het rennen (hardlopen; hollen; zich snel voortbewegen; snellen)
    the running; the racing
  2. het rennen (geren)
    the running

Translation Matrix for rennen:

NounRelated TranslationsOther Translations
race hardloopwedstrijd; hardloperij; loop; race; stam; volksstam; wedloop; wedloop van hardlopers; wedren
racing hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
run aanval; attaque; bestorming; hardloopwedstrijd; ladder; ladder in kous; loop; offensief; run; runs; stormaanval; stormloop; stormlopen
running geren; hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen geloop; lopen
scamper draf; galop; gang van een paard; snelle gang
sprint ren over korte afstand; sprint; spurt
VerbRelated TranslationsOther Translations
race hardlopen; hollen; racen; rennen draven; hard rennen; hardrijden; hollen; motorracen; pezen; racen; sjezen; snel gaan; sprinten
run hardlopen; hollen; racen; rennen administreren; beheren; besturen; draven; gaan; gulpen; gutsen; hard rennen; hollen; in elkaar overlopen; in stralen lopen; in stromen neerstorten; ladderen; lopen; pezen; sprinten; stromen; vervagen; vervloeien; vloeien; zich begeven
scamper hollen; racen; rennen draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten
sprint hardlopen; rennen draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
running doorgaand; doorlopend; goeddraaiend; goedlopend; hardlopend; lopend; snellopend

Related Words for "rennen":


Synonyms for "rennen":


Related Definitions for "rennen":

  1. heel hard lopen2
    • we moesten rennen om de bus te halen2

Wiktionary Translations for rennen:

rennen
noun
  1. [A] 1. zeer snel lopen
    • rennenrun
  2. [B] 1. een snelheidsproef op de weg of in het terrein
    • rennenrun
rennen
noun
  1. -
verb
  1. -
  2. to move quickly on two feet

Cross Translation:
FromToVia
rennen run laufenvon Lebewesen allgemein: sich schnell auf den Beinen (selten: anderen Gliedmaßen) fortbewegen
rennen race; run; sprint rennen — (intransitiv) sich schnell zu Fuß fortbewegen, schnell laufen
rennen run courir — Se déplacer rapidement, avec impétuosité, par un mouvement alternatif des jambes ou des pattes, n'ayant pendant un court instant aucun appui au sol.

External Machine Translations:

Related Translations for ren