Dutch

Detailed Translations for nieuwbouw from Dutch to English

nieuwbouw:

nieuwbouw [de ~ (m)] nomen

  1. de nieuwbouw (nog te bouwen)
  2. de nieuwbouw (het bouwen)
  3. de nieuwbouw

nieuwbouw [de ~] nomen, plural

  1. de nieuwbouw
    the newly built houses

Translation Matrix for nieuwbouw:

NounRelated TranslationsOther Translations
building of new houses het bouwen; nieuwbouw
development nieuwbouw; nog te bouwen bloei; geestelijke vorming; groei; groeien; groeiproces; nieuwbouwwijk; ontplooiing; ontwikkeling; vooruitgang; vorming; wasdom
new housing estate nieuwbouwwijk
newly built house nieuwbouw
newly built houses nieuwbouw
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
new housing estate nieuwbouw; nog te bouwen