Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. nest:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nest from Dutch to English

nest:

nest [het ~] nomen

  1. het nest
    the nest; the burrow; the hole

Translation Matrix for nest:

NounRelated TranslationsOther Translations
burrow nest grot; hol; hol van een dier; leger; schuilplaats; spelonk
hole nest aars; anus; barst; gaatje; gat; groef; hol; hol van een dier; inkeping; kloof; kuil; leger; lek; lekken; opening; reet; scheur; schuilplaats; split; uitholling; uitsparing; waterlek
nest nest
- bed
VerbRelated TranslationsOther Translations
burrow doorwroeten; rondwroeten; snuffelen; woelen; wroeten; wroetend onderzoeken; wurmen
nest nestelen; zijn nest maken

Related Words for "nest":


Synonyms for "nest":


Related Definitions for "nest":

  1. slaapplaats van onderstel met matras erop1
    • kom toch eens uit je nest, joh!1
  2. groep dieren die gelijk geboren zijn1
    • we hebben een nest jonge honden1
  3. vlechtwerk van takjes waar een vogel eitjes legt1
    • er lagen drie eitjes in het nest1

Wiktionary Translations for nest:

nest
noun
  1. hideout
  2. parental home
  3. retreat
  4. snug residence
  5. place for depositing eggs
  6. bird-built structure
  7. the young of certain animals

Cross Translation:
FromToVia
nest nest; den; lair nid — abri d’oiseau

Related Translations for nest