Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. misbruik:
  2. misbruiken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for misbruik from Dutch to English

misbruik:

misbruik [het ~] nomen

  1. het misbruik (oneigenlijk gebruik)
    the abuse
    – improper or excessive use 1
    • abuse [the ~] nomen
      • alcohol abuse1
      • the abuse of public funds1
  2. het misbruik (overdadig gebruik)
    the misuse; the excessive use
    the abuse
    – use wrongly or improperly or excessively 1
    • abuse [the ~] nomen
      • Her husband often abuses alcohol1
      • while she was pregnant, she abused drugs1

Translation Matrix for misbruik:

NounRelated TranslationsOther Translations
abuse misbruik; oneigenlijk gebruik; overdadig gebruik verguizing
excessive use misbruik; overdadig gebruik
misuse misbruik; overdadig gebruik
VerbRelated TranslationsOther Translations
abuse afgeven op; beschimpen; honen; misbruiken; schelden op; smaden; smalen; uitschelden; verguizen
misuse misbruiken

Related Words for "misbruik":


Wiktionary Translations for misbruik:

misbruik
noun
  1. devious management
  2. sexual violation or assault
  3. corrupt practice
  4. improper usage

Cross Translation:
FromToVia
misbruik abuse abususage mauvais, excessif de quelque chose.

misbruik form of misbruiken:

misbruiken verb (misbruik, misbruikt, misbruikte, misbruikten, misbruikt)

  1. misbruiken
    to abuse
    – change the inherent purpose or function of something 1
    • abuse verb (abuses, abused, abusing)
      • Don't abuse the system1
    to misuse; to violate
    • misuse verb (misuses, misused, misusing)
    • violate verb (violates, violated, violating)

Conjugations for misbruiken:

o.t.t.
  1. misbruik
  2. misbruikt
  3. misbruikt
  4. misbruiken
  5. misbruiken
  6. misbruiken
o.v.t.
  1. misbruikte
  2. misbruikte
  3. misbruikte
  4. misbruikten
  5. misbruikten
  6. misbruikten
v.t.t.
  1. heb misbruikt
  2. hebt misbruikt
  3. heeft misbruikt
  4. hebben misbruikt
  5. hebben misbruikt
  6. hebben misbruikt
v.v.t.
  1. had misbruikt
  2. had misbruikt
  3. had misbruikt
  4. hadden misbruikt
  5. hadden misbruikt
  6. hadden misbruikt
o.t.t.t.
  1. zal misbruiken
  2. zult misbruiken
  3. zal misbruiken
  4. zullen misbruiken
  5. zullen misbruiken
  6. zullen misbruiken
o.v.t.t.
  1. zou misbruiken
  2. zou misbruiken
  3. zou misbruiken
  4. zouden misbruiken
  5. zouden misbruiken
  6. zouden misbruiken
en verder
  1. ben misbruikt
  2. bent misbruikt
  3. is misbruikt
  4. zijn misbruikt
  5. zijn misbruikt
  6. zijn misbruikt
diversen
  1. misbruik!
  2. misbruikt!
  3. misbruikt
  4. misbruikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for misbruiken:

NounRelated TranslationsOther Translations
abuse misbruik; oneigenlijk gebruik; overdadig gebruik; verguizing
misuse misbruik; overdadig gebruik
VerbRelated TranslationsOther Translations
abuse misbruiken afgeven op; beschimpen; honen; schelden op; smaden; smalen; uitschelden; verguizen
misuse misbruiken
violate misbruiken aanvallen; attaqueren; bestormen; misdragen; onteren; ontwijden; overvallen; schofferen; zich misdragen

Related Words for "misbruiken":


Wiktionary Translations for misbruiken:

misbruiken
verb
  1. to rape
  2. to use improperly

External Machine Translations: