Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. knaap:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knaap from Dutch to English

knaap:

knaap [de ~ (m)] nomen

  1. de knaap (joekel; gevaarte; kanjer; )
    the whopper; the colossus
    the monster
    – someone or something that is abnormally large and powerful 1

Translation Matrix for knaap:

NounRelated TranslationsOther Translations
colossus gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei bakbeest; gevaarte; gigant; joekel; kolos; reus; titaan
monster gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei bakbeest; gedrocht; gevaarte; kolos; misbaksel; monster; mormel; ondier; wangedrocht; wanschepsel
whopper gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; loei bonk; bonkend geluid; groot exemplaar; hengst; joekel; klap; knoert; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot

Related Words for "knaap":


Wiktionary Translations for knaap:

knaap
noun
  1. jongen, jongeman
knaap
noun
  1. archaic: boy; especially, boy servant
  2. adult male found attractive
  3. young male

Cross Translation:
FromToVia
knaap lad Bub — männliches Kind
knaap boy Bursche — junger Mann; Junge
knaap boy Jungemännliches Kind
knaap boy; lad; knave Knabegehoben, veraltend, süddeutsch: Kind männlichen Geschlechts
knaap virgin puceau — (familier, fr) homme n’ayant jamais eu de relation sexuelle.

Related Translations for knaap