Summary
Dutch to English: more detail...
- kennis:
-
Wiktionary:
- kennis → information, knowledge, acquaintance, learning, experience, science
- kennis → knowledge, command, competence, competency, proficiency, skill, ken, awareness, consciousness, lucidity, realization
-
User Contributed Translations for kennis:
- acquintance, cognition
Dutch
Detailed Translations for kennis from Dutch to English
kennis:
-
de kennis (bekende)
-
de kennis (bekende persoon)
the acquaintance -
de kennis (weten)
-
de kennis (bekende)
-
kennis
-
kennis
Translation Matrix for kennis:
Noun | Related Translations | Other Translations |
acquaintance | bekende; bekende persoon; kennis | kennisje; kennismaking; vage kennis |
aquaintance | bekende; kennis | |
friend | bekende; kennis | compagnon; gabber; gabbertje; gezel; intimus; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; makkertje; pal; partner; spitsbroeder; vriend; vriendje |
knowledge | bekende; kennis; weten | geleerdheid; medeweten; weten; wetenschap |
Related Words for "kennis":
Synonyms for "kennis":
Related Definitions for "kennis":
Wiktionary Translations for kennis:
kennis
Cross Translation:
noun
kennis
-
wat je weet of hebt geleerd
- kennis → information; knowledge
-
iemand met wie men bekend is
- kennis → acquaintance
noun
-
accumulated knowledge
-
total of what is known, product of learning
-
fact of knowing about something; understanding, familiarity with information
-
the knowledge thus gathered
-
person
-
knowledge gained through study or practice
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• kennis | → knowledge | ↔ Wissen — Kenntnis und Verständnis von Fakten, Wahrheiten und Informationen |
• kennis | → command; competence; competency; proficiency; skill; ken; awareness; consciousness; lucidity; realization | ↔ connaissance — Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître |