Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inzetbaarheid:
  2. inzetbaar:


Dutch

Detailed Translations for inzetbaarheid from Dutch to English

inzetbaarheid:

inzetbaarheid [de ~ (v)] nomen

  1. de inzetbaarheid
    the availability

Translation Matrix for inzetbaarheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
availability inzetbaarheid beschikbaarheid; beschikking; online status; status

Related Words for "inzetbaarheid":


inzetbaarheid form of inzetbaar:

inzetbaar adj

  1. inzetbaar (bruikbaar; nuttig; handig; werkbaar)

Translation Matrix for inzetbaar:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
useful bruikbaar; handig; inzetbaar; nuttig; werkbaar bruikbaar; bruikbare; handig; nuttig; praktisch; verdienstelijk; voordelig

Related Words for "inzetbaar":