Dutch
Detailed Translations for inventariseren from Dutch to English
inventariseren:
inventariseren verb (inventariseer, inventariseert, inventariseerde, inventariseerden, geïnventariseerd)
-
inventariseren (de inventaris opmaken)
-
inventariseren
Conjugations for inventariseren:
o.t.t.
- inventariseer
- inventariseert
- inventariseert
- inventariseren
- inventariseren
- inventariseren
o.v.t.
- inventariseerde
- inventariseerde
- inventariseerde
- inventariseerden
- inventariseerden
- inventariseerden
v.t.t.
- heb geïnventariseerd
- hebt geïnventariseerd
- heeft geïnventariseerd
- hebben geïnventariseerd
- hebben geïnventariseerd
- hebben geïnventariseerd
v.v.t.
- had geïnventariseerd
- had geïnventariseerd
- had geïnventariseerd
- hadden geïnventariseerd
- hadden geïnventariseerd
- hadden geïnventariseerd
o.t.t.t.
- zal inventariseren
- zult inventariseren
- zal inventariseren
- zullen inventariseren
- zullen inventariseren
- zullen inventariseren
o.v.t.t.
- zou inventariseren
- zou inventariseren
- zou inventariseren
- zouden inventariseren
- zouden inventariseren
- zouden inventariseren
en verder
- is geïnventariseerd
diversen
- inventariseer!
- inventariseert!
- geïnventariseerd
- inventariserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inventariseren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
prospect | afwachting; hoop; prospect; verwachting | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
inventorise | de inventaris opmaken; inventariseren | |
make an inventory of | de inventaris opmaken; inventariseren | |
prospect | inventariseren | aftasten; bevoelen; koloniseren; settelen; vestigen |
take stock of | de inventaris opmaken; inventariseren |
Wiktionary Translations for inventariseren:
inventariseren
verb
-
to make an inventory of