Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inlopen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for inlopen from Dutch to English

inlopen:

inlopen verb (loop in, loopt in, liep in, liepen in, ingelopen)

  1. inlopen (inhalen)
    to catch up; catch up with; to gain; to run in
  2. inlopen (op bezoek komen; bezoeken; langskomen; )
    to visit
    • visit verb (visits, visited, visiting)
    to drop by; to drop in
    – visit informally and spontaneously 1
    • drop by verb (drops by, dropped by, dropping by)
      • We frequently drop by the neighbors' house for a cup of coffee1
    • drop in verb (drops in, dropped in, dropping in)
  3. inlopen (instinken; intuinen)
    to fall for; be fooled; to swallow

Conjugations for inlopen:

o.t.t.
  1. loop in
  2. loopt in
  3. loopt in
  4. lopen in
  5. lopen in
  6. lopen in
o.v.t.
  1. liep in
  2. liep in
  3. liep in
  4. liepen in
  5. liepen in
  6. liepen in
v.t.t.
  1. ben ingelopen
  2. bent ingelopen
  3. is ingelopen
  4. zijn ingelopen
  5. zijn ingelopen
  6. zijn ingelopen
v.v.t.
  1. was ingelopen
  2. was ingelopen
  3. was ingelopen
  4. waren ingelopen
  5. waren ingelopen
  6. waren ingelopen
o.t.t.t.
  1. zal inlopen
  2. zult inlopen
  3. zal inlopen
  4. zullen inlopen
  5. zullen inlopen
  6. zullen inlopen
o.v.t.t.
  1. zou inlopen
  2. zou inlopen
  3. zou inlopen
  4. zouden inlopen
  5. zouden inlopen
  6. zouden inlopen
diversen
  1. loop in!
  2. loopt in!
  3. ingelopen
  4. inlopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inlopen [znw.] nomen

  1. inlopen (warmlopen)
    the getting heated

Translation Matrix for inlopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
gain aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; baat; boodschap; gewin; koop; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; uitkomst; voortbrengsel; winst
getting heated inlopen; warmlopen
swallow boerenzwaluw; zwaluw
visit bezichtigen; bezichtiging
VerbRelated TranslationsOther Translations
be fooled inlopen; instinken; intuinen
catch up inhalen; inlopen gelijkkomen
catch up with inhalen; inlopen achteropkomen
drop by aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; aanlopen; bezoeken; binnenvallen; iemand opzoeken; komen aanlopen; langsgaan; langskomen; onverwachts langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
drop in aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen binnenwippen; overwippen
fall for inlopen; instinken; intuinen
gain inhalen; inlopen aankomen; behalen; dikker worden; gewinnen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven; winnen; zwaarder worden
run in inhalen; inlopen
swallow inlopen; instinken; intuinen beheersen; doorslikken; inhouden; innemen; inslikken; medicijn innemen; rustig blijven; slikken; verbijten; verkroppen; wegslikken
visit aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; aanschouwen; afspreken; bekijken; bezichtigen; bezien; bezoeken; bij elkaar komen; elkaar ontmoeten; elkaar zien; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; lastigvallen; op visite gaan; samenkomen; teisteren; treffen; verzamelen; voorbijkomen

Wiktionary Translations for inlopen:

inlopen
verb
  1. to make sthg new function well through use