Dutch

Detailed Translations for giftigheid from Dutch to English

giftigheid:

giftigheid [de ~ (v)] nomen

  1. de giftigheid (razernij; woede; toorn; kwaadheid)
    the anger; the wrath; the fury; the rage
  2. de giftigheid (venijnigheid; virulentie; venijn)
    the virulence; the viciousness; the malignity; the venomousness
  3. de giftigheid (gif bevatten)
    the toxic; the poisonous; the venomous

Translation Matrix for giftigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
anger giftigheid; kwaadheid; razernij; toorn; woede boosheid; gramschap; verbolgenheid
fury giftigheid; kwaadheid; razernij; toorn; woede dolheid; furie; razernij; verbolgenheid
malignity giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie
poisonous gif bevatten; giftigheid
rage giftigheid; kwaadheid; razernij; toorn; woede dolheid; furie; manie; pathologische opgewondenheid; rage; razernij; verbolgenheid
toxic gif bevatten; giftigheid
venomous gif bevatten; giftigheid
venomousness giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie
viciousness giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie gemene streek; valsheid; vuile truc
virulence giftigheid; venijn; venijnigheid; virulentie
wrath giftigheid; kwaadheid; razernij; toorn; woede boosheid; gramschap; verbolgenheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
anger ergeren; irriteren; op de zenuwen werken; verstoren; vertoornen; vervelen
rage blaffen; brullen; bulderen; daveren; donderen; fulmineren; ketteren; razen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitvaren; vuilbekken; woeden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
poisonous giftig; toxisch; vergiftig; vergiftigd
toxic vergiftig
venomous boos; gebelgd; giftig; kwaad; kwaadaardig; nijdig; venijnig; verbolgen; vergiftig; vertoornd

Related Words for "giftigheid":


giftig:


Translation Matrix for giftig:

NounRelated TranslationsOther Translations
cross crucifix; gebaar na gebed; kruis; kruisbeeld; kruisje; kruisvorm
poisonous gif bevatten; giftigheid
venomous gif bevatten; giftigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
cross afvallen; benadelen; duperen; dwarsbomen; dwarsliggen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; overschrijden; oversteken; tegenvallen; tegenwerken; teleurstellen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
angry bitter; boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd; woedend; zeer boos boos; furieus; gebelgd; gekwetst; kwaad; misnoegd; nijdig; ontstoken; razend; spinnijdig; toornig; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woest; ziedend
blazing bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos brandend; vlammend
cross boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd narrig
enraged boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd boos; dol; furieus; gebelgd; gekwetst; hels; kwaad; laaiend; misnoegd; nijdig; razend; spinnijdig; tierend; toornig; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woedend; woest; ziedend
fiery bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos brandbaar; heetbloedig; heethoofdig; ontbrandbaar; ontvlambaar; verhit; vurig
furious bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos boos; dol; furieus; heftig; hels; kwaad; laaiend; naarstig; nijdig; onbeheerst; onstuimig; razend; tierend; verwoed; woedend; woest
glaring bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos fel verlicht; hel
incensed boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd
indignant bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos gebelgd; gekwetst; misnoegd; verontwaardigd; verstoord
malicious giftig; kwaadaardig; venijnig achterbaks; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; gemeen; geniepig; gluiperig; hatelijk; in het geniep; kwaadaardig; kwaadwillig; kwalijk; listig; malicieus; met slechte intentie; slecht; slinks; snood; stekelig; stiekem; vals; verraderlijk; vijandig
poisonous giftig; toxisch; vergiftigd vergiftig
venomous boos; gebelgd; giftig; kwaad; kwaadaardig; nijdig; venijnig; verbolgen; vertoornd vergiftig
vicious boos; gebelgd; giftig; kwaad; kwaadaardig; nijdig; venijnig; verbolgen; vertoornd achterbaks; boosaardig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; in het geniep; kwaadwillig; leep; listig; malicieus; met slechte intentie; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verraderlijk; vicieus
virulent bitter; boos; gebelgd; giftig; kwaad; kwaadaardig; nijdig; venijnig; verbolgen; vertoornd; woedend; zeer boos
vitriolic boos; gebelgd; giftig; kwaad; kwaadaardig; nijdig; venijnig; verbolgen; vertoornd
wicked boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd goddeloos; heilloos; kwalijk; liederlijk; onzedelijk; snood; verderfelijk; verdorven; verregaand zedenloos
wrathful boos; gebelgd; giftig; kwaad; nijdig; verbolgen; vertoornd vergramd
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bitter bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos bitter; bitter van smaak; bitterachtig; galachtig; zuur
poisoned giftig; toxisch; vergiftigd
sharp bitter; giftig; kwaad; nijdig; woedend; zeer boos achterbaks; adrem; bijdehand; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gluiperig; intelligent; kien; leep; listig; messcherp; op afgebeten toon; pienter; puntig; raak; scherp; scherp gepunt; scherpgerand; schrander; schril; slim; slinks; sluw; snedig; snijdend; snood; snugger; spits; spitsig; spitsvormig; stiekem; toegespitst; uitgekookt; uitgeslapen; vlijmend; vlijmscherp
venominous giftig; toxisch; vergiftigd vergiftig

Related Words for "giftig":

  • giftigheid, giftiger, giftigere, giftigst, giftigste, giftige

Synonyms for "giftig":


Related Definitions for "giftig":

  1. erg kwaad1
    • ze werd giftig toen ik aan haar haren trok1
  2. waar een schadelijke of dodelijke stof in zit1
    • deze bessen zijn giftig1

Wiktionary Translations for giftig:

giftig
adjective
  1. gif bevattend
  2. zeer nijdig
giftig
adjective
  1. containing sufficient poison to be dangerous
  2. having a harmful chemical nature

Cross Translation:
FromToVia
giftig toxic toxiquevénéneux, empoisonné.
giftig poisonous; toxic; venemous; virulent venimeux — Qui a du venin et un moyen de l'injecter. — usage aujourd'hui, il ne se dit proprement que des animaux.